Hoe maak ik een toets? Bovenbouw

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Voordat de toets begint
  • Ga je naar het toilet
  • Zorg dat je telefoon uit staat of in je tas is
  • Leg je je spulletjes op tafel
  • Noteer vast je voor- en achternaam, klas, docent en datum op het antwoordblad
  • Luister naar de instructie van de docent.

Slide 2 - Diapositive

Besteed dus aandacht aan het goed doornemen van de instructie.

Slide 3 - Diapositive

Instructie
  • Uit hoeveel vragen bestaat de toets?
  • Houd de tijd in de gaten

Slide 4 - Diapositive

Paniek!
  • Raak niet in paniek; door stress kan je minder goed nadenken.


  • Eerst: even diep ademhalen


  • Sla een moeilijke vraag over zodat je weer vertrouwen krijgt van een antwoord dat je wel weet.

Slide 5 - Diapositive

En onthoud
  • Ga niet op zoek naar patronen in je antwoorden
  • Gok wanneer je het écht niet weet.

Slide 6 - Diapositive

    Taalteken 



1. Interpunctie
  • Het nummer van de zin schrijf je voor de kantlijn
  • Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. 
  • Voor een voegwoord (maar, want, omdat), schrijf je een komma. 
  • Tussen elke vraag laat je een witregel.  

Slide 7 - Diapositive

Wat de docent niet kan lezen, wordt fout gerekend.

Slide 8 - Diapositive

    Taalteken 


2. Herhaling
  • Je herhaalt een deel van de vraag in je antwoord: 
Dus niet: iets waar je uit drinkt, 
maar
De betekenis van het woord glas is een voorwerp waar je uit drinkt. 
Een glas is een voorwerp waar je uit kan drinken

Slide 9 - Diapositive

    Taalteken 



3. Puntentelling
  • Krijg je meer punten voor een vraag, dan moet je uitgebreider antwoord geven. 
  • Leg uit, Verklaar, Geef je eigen mening

Slide 10 - Diapositive

    Taalteken 



4. Duidelijkheid
  • Schrijf alleen het antwoord op. 
  • Ga geen 'wollig' verhaal schrijven in de hoop dat je toch 'iets' goed hebt. 

Slide 11 - Diapositive

    Taalteken 



5. Afronding
  • Heb je je antwoord opgeschreven, lees je antwoord nog een keer door. Let op spelling en interpunctie. 
  • Lees kritisch!  

Slide 12 - Diapositive

Klaar!
  • Controleer of je alles gemaakt hebt, dus ook de achterkant!
  • Maak de opgaven die je hebt overgeslagen
  • Gok als je het echt niet weet
  • Controleer of op alle blaadjes je naam staat

Slide 13 - Diapositive

Korte samenvatting
  • Ga goed voorbereid naar de toets en neem de juiste spullen mee.
  • Luister naar de instructie van de docent en lees de instructie op de toets goed door.
  • Houd de tijd goed in de gaten.
  • Lees de vragen goed. (Wat wordt er nu precies gevraagd?)
  • Als je een vraag niet weet, sla je hem even over en ga je naar een vraag die je wel weet.
  • Controleer of je alle opgaven gemaakt hebt (achterkant!).
  • Als je tijd over hebt: neem je antwoorden nog eens door.
  • Neem je leesboek mee voor als je eerder klaar bent met de toets.



Slide 14 - Diapositive