V4 - T3: BS5 Dihybride kruisingen

basisstof 5: dihybride kruisingen
V4
Thema 3
Genetica
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

basisstof 5: dihybride kruisingen
V4
Thema 3
Genetica

Slide 1 - Diapositive

Bestudeer de stamboom hiernaast.

Hoe erft deze ziekte (ingekleurd vierkantje/rondje) over?
A
dominant
B
recessief
C
dat is niet te bepalen in deze stamboom

Slide 2 - Quiz

Nogmaals dezelfde stamboom.
In eerste oogopslag lijkt de ziekte X-chromosomaal over te erven.

Geef een aanwijzing uit de stamboom waaruit dit blijkt.

Slide 3 - Question ouverte

Bestudeer de stamboom hiernaast.

De vraag is of de ziekte daadwerkelijk X-chromosomaal overerft.

Valt dat MET ZEKERHEID vast te stellen in deze stamboom?
A
ja, het is namelijk autosomaal
B
ja, het is namelijk X-chromomaal
C
beide zijn mogelijk; het is niet vast te stellen in deze stamboom

Slide 4 - Quiz

 Bij katten wordt de kleur en het patroon van de vacht bepaald door minstens tien verschillende genen. X-chromosomaal zijn de allelen XD voor oranje en Xd voor zwarte vachtkleur. 

Over het algemeen wordt een van de twee X-chromosomen in alle cellen geinactiveerd. Het kan per celgroep verschillen welk X-chromosoom dat is. Bij heterozygote poezen kan het dus voorkomen dat er 'lapjes' ontstaan met rode en zwarte kleuring. Het precieze vlekkenpatroon is afhankelijk van het stadium van de embryonale ontwikkeling waarin een X-chromosoom is uitgeschakeld.


Slide 5 - Diapositive

Een lapjespoes wordt gekruist met een zwarte kater.

Hoe groot is de kans dat de poezen lapjespoezen zullen zijn? Onderbouw je antwoord met een kruisingstabel.

Slide 6 - Question ouverte

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat een dihybride kruising inhoudt
  • Je kunt door middel van kruisingstabellen dihybride kruisingen uitwerken
  • Je kunt vraagstukken over dihybride kruisingen systematisch uitwerken 
  • Je kunt, afhankelijk van het doel, dihybride kruisingen op twee verschillende wijzen uitwerken
  • Je kunt terugredenen wat geno- en fenotypen zijn van ouders als de fenotypeverhouding van het nageslacht gegeven is.

Slide 7 - Diapositive

Als er bij een kruising twee genen tegelijkertijd bestudeerd worden, dan wordt de kruising dihybride genoemd.

De vachtkleur bij runderen wordt bepaald door 1 gen. Het dominante allel leidt tot een zwarte vachtkleur, het recessieve allel zorgt voor rode kleuring

De vachttekening wordt bepaald door een ander gen. Het dominante allel zorgt voor een effen vachttekening. Het recessieve allel zorgt voor een bonte vachttekening

Slide 8 - Diapositive

Zie de kruising hiernaast.

Vachtkleur: A = zwart; a = rood
Vachttekening: B = effen; b = bont

Wat is het genotype van de roodbonte stier?
Wat kunnen de genotypen zijn van de zwart-effen koe?

Slide 9 - Question ouverte

Gekoppelde overerving

Beide genen liggen op HETZELFDE
chromosoom
Onafhankelijke overerving

Beide genen liggen op VERSCHILLENDE
chromosomen

Slide 10 - Diapositive

Vachtkleur en vachttekening bij runderen erven onafhankelijk over. 

We kruisen twee runderen met de volgende genotypen:


AABB   x   aabb

Welke gameten kunnen zij maken?

Principes:
- Geslachtscelmoedercellen ondergaan meiose, hierbij ontstaan HAPLOIDE cellen
- Gen A en gen B erven onafhankelijk over
- Er is dus 1 allel van beide genen aanwezig in elke geslachtcel.
- Alle mogelijke chromosoomcombinaties moeten gemaakt worden.

Slide 11 - Diapositive

???? HUH, daar begreep ik weinig (eigenlijk niets) van......

Laten we een rund met genotype AaBb nader bestuderen. 
Diploide cel VOOR
meiose
- heterozygoot voor beide allelen
- genen liggen op verschillende chromosomen
Zaadcellen NA meiose
- haploid: dus per chromosoompaar 1 exemplaar. Dus ook per gen 1 allel
- Altijd een lang en een kort chromosoom
- Welke van de twee lange in een dochtercel komen met welke van de twee korte is toeval
- Alle chromosoomcombinaties komen dus voor.

Slide 12 - Diapositive

Noteer alle mogelijke genotypen van de zaadcellen van dit rund (AaBb).

Slide 13 - Question ouverte

Noteer alle mogelijke genotypen van de eicellen van de oorspronkelijke koe (AABB).
Doe dit ook voor de oorspronkelijke stier (aabb).
Wat is het genotype van alle nakomelingen in de F1?

Slide 14 - Question ouverte

Nu kruisen we een koe en een stier uit deze F1 onderling verder.

Werk de kruising met deze runderen uit in een kruisingstabel:

Upload je kruisingstabel hier.

Slide 15 - Question ouverte

Noteer de fenotypeverhouding van de runderen uit de F2 van deze kruising.
Doe dat als volgt: cijfer : cijfer : cijfer : cijfer

Slide 16 - Question ouverte

fenotypeverhouding: 9 : 3 : 3 : 1
Wanneer is een dihybride kruisingstabel handig?
- creeren van overzicht
- inventariseren van alle mogelijkheden.
- bepalen van een fenotype verhouding

Wanneer is het niet handig?
- kansberekening voor 1 bepaald genotype/fenotype?

Slide 17 - Diapositive

Kan het dan ook anders? Jazeker!
Als je de kans wil berekenen voor één genotype, kan het ook als volgt:

Bij tomatenplanten komen genen voor voor bladlengte en bladrand. Beide genen liggen op verschillende chromosomen(paren), dus ze erven onafhankelijk over. We voeren de volgende kruisingen uit.

P.     lange, gave bladeren   x   korte, ingesneden bladeren

F1.   100% lang, ingesneden bladeren
        F1 wordt onderling doorgerkruist

Welk deel van de F2 heeft lange, gave bladeren?

Slide 18 - Diapositive

Uitwerkingsstrategie

1. Bepaal genotypen van P. generatie
2. Bepaal genotypen van F1. generatie
3. Bepaal kans in F2. voor de twee eigenschappen LOS van elkaar.
4. Vermenigvuldig deze losse kansen met elkaar.

Slide 19 - Diapositive

Stap 1: Bepaal genotype van P. generatie

P. lange, gave bladeren x korte, ingesneden bladeren

F1. 100% lang, ingesneden bladeren

Wat zijn de genotypen van beide ouderplanten?

Slide 20 - Question ouverte

Stap 2: Bepaal genotype van F1. generatie

P. lange, gave bladeren x korte, ingesneden bladeren

F1. 100% lang, ingesneden bladeren

Wat zijn de genotypen van de nakomelingen in de F1?

Slide 21 - Question ouverte

3. Bepaal kans in F2. voor de twee eigenschappen LOS van elkaar.

Eerste eigenschap: bladlengte

F1: Ll x Ll

Welk deel zal lange bladeren hebben in de F2?

Slide 22 - Question ouverte

3. Bepaal kans in F2. voor de twee eigenschappen LOS van elkaar.

Tweede eigenschap: bladrand

F1: Rr x Rr

Welk deel zal gave bladeren hebben in de F2?

Slide 23 - Question ouverte

4. Vermenigvuldig deze losse kansen met elkaar.

Welk deel heeft lange EN gave bladeren?

Zet ook je berekening in je antwoord

Slide 24 - Question ouverte

DUS....

Wil je een fenotype/genotypeverhouding vaststellen of wil je overzicht over alle mogelijkheden? --> Maak dan een dihybride kruisingstabel

Wil je de kans bepalen voor één feno-/genotype?  --> Bereken per losse eigenschap de kans en vermenigvuldig dan met elkaar

Slide 25 - Diapositive

Terugkruisen: genotype van ouders bepalen


Het kan ook andersom. Als je weet in welke verhouding bepaalde fenotypen in de nakomelingen terugkomen, valt daaruit vaak de genotypen van de ouders terug te halen.

Bij konijnen komen twee vachtkleuren voor: zwart (A) en bruin (a)
Daarnaast komen twee oorvormen voor: hangend (b) en staand (B)

Beide genen liggen op verschillende chromosomenparen.


Slide 26 - Diapositive

De volgende kruising wordt uitgevoerd: ??? x ???

De volgende nakomelingen ontstaan
Wat zijn de genotypen van de ouderkonijnen?

Slide 27 - Diapositive

We beginnen met vachtkleur.

Wat is (bij benadering) de fenotypeverhouding bij de nakomelingen?

Slide 28 - Question ouverte

Als de fenotype verhouding 1 : 1 is, wat MOET dan de genotypen van beide ouders zijn (gebruik de letter A)?

Slide 29 - Question ouverte

Nu voor oorvorm

Wat is de fenotypeverhouding bij de nakomelingen en wat zijn dan de genotypen bij ouders?

Slide 30 - Question ouverte

Wat zijn de genotypen en fenotypen van beide ouderkonijnen?

Slide 31 - Question ouverte

En zo doe je dat!!!
de fenotypeverhouding van het nageslacht kan dus worden gebruikt om terug te redeneren wat de genotypen en fenotypen zijn geweest van de ouders.

Slide 32 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen wat een dihybride kruising inhoudt
  • Je kunt door middel van kruisingstabellen dihybride kruisingen uitwerken
  • Je kunt vraagstukken over dihybride kruisingen systematisch uitwerken 
  • Je kunt, afhankelijk van het doel, dihybride kruisingen op twee verschillende wijzen uitwerken
  • Je kunt terugredenen wat geno- en fenotypen zijn van ouders als de fenotypeverhouding van het nageslacht gegeven is.

Slide 33 - Diapositive