Luchtwegen

Luchtwegen
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Luchtwegen

Slide 1 - Diapositive

Ademhalingsstelsel

Slide 2 - Diapositive

Ademen door je neus via je neusholte
De lucht wordt verwarmt (bloedvaatjes) en vochtig (slijm) gemaakt.
  • Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
  • Neusslijmvlies in de neusholte --> kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven kleven aan het slijm.
  • Trilharen: verplaatsen het slijm naar de keelholte
  • Het reukzintuig, bovenin je neusholte --> 
waarschuwt je voor gevaarlijke gassen in de lucht. 
Ademen door je neus is gezonder dan ademen door je mond.

Slide 3 - Diapositive

Keelholte 
In de keelholte zitten de huig en het strottenklepje.
  • De huig: sluit de neusholte af als je voedsel inslikt. 
  • De strottenklep: sluit de luchtpijp af.

In het strottenhoofd zitten de stembanden.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

0

Slide 6 - Vidéo

Luchtpijp
  • De luchtpijp is een holle buis die aansluit op het strottenhoofd.
  • Kraakbeenringen: zorgen voor de stevigheid en openstaan van de luchtpijp en bronchiën. Hoefijzervormig.
  • De luchtweg is bedekt met slijmvlies --> trilharen vervoeren slijm naar keelholte

Slide 7 - Diapositive

Gaswisseling
  • In de longblaasjes wordt zuurstof opgenomen in het bloed in van de haarvaten en gaat naar de rest van het lichaam.
  • Koolstofdioxide uit het lichaam wordt afgegeven aan de longblaasjes zodat we dit kunnen uitademen.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Ademen door de neus is beter dan ademen door de mond. Waarom?
A
de lucht wordt vochtig en warm gemaakt
B
de lucht wordt gezuiverd van stof en ziekteverwekkers
C
de lucht wordt gekeurd
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 10 - Quiz

In de neus, longen, bronchiën en de luchtpijp zit een slijmvlies. Wat is de functie van dit slijmvlies?
A
Om de lucht die je inademt te verwarmen tot lichaamstemperatuur.
B
Er blijven ziekteverwekkers en bacteriën aan kleven.
C
Het maakt de longen, bronchiën en luchtpijp wat steviger.
D
Grote stofdeeltjes worden dan tegengehouden.

Slide 11 - Quiz

Wat is de functie van de trilharen van het slijmvlies, in de luchtwegen?
A
Het opvangen van stofdeeltjes.
B
Het staat mooier bij je uiterlijk.
C
Het vervoeren van slijm naar de keelholte.
D
Het verwarmen van de binnenstromende lucht.

Slide 12 - Quiz

Welke onderdelen van je ademhalingsstelsel bevatten slijmvlies?
A
Nummer 1 en 5
B
Nummer 1, 5 en 7
C
Nummer 1, 3 en 5
D
Nummer 1, 5, 7 en 8

Slide 13 - Quiz

In welk deel van het ademhalingsstelsel
zit GEEN slijmvlies?
A
Luchtpijp
B
Bronchie
C
Luchtpijptakje
D
Longblaasje

Slide 14 - Quiz

Dolfijnen ademen net als mensen met
longen. Maar een dolfijn ademt niet in en
uit door de mond of de neus. Een dolfijn
heeft een blaasgat boven op de kop.
Bij het duiken sluit hij het blaasgat af.
Heeft een dolfijn een strotklepje?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Wat is het strotklepje?
A
1
B
2

Slide 16 - Quiz

In afbeelding 2 staat een doorsnede van een
menselijk hoofd weergegeven. Het strotklepje
wordt aangeduid met een nummer.

-Door welk nummer in afbeelding 2 wordt het
strotklepje aangegeven?
-Is in afbeelding 2 de stand van het strotklepje
getekend tijdens het slikken of tijdens het
ademhalen?
A
-Het strotklepje wordt aangegeven door: 1 -De stand is getekend tijdens het slikken.
B
-Het strotklepje wordt aangegeven door: 1 -De stand is getekend tijdens het ademhalen.
C
-Het strotklepje wordt aangegeven door: 2 -De stand is getekend tijdens het slikken.
D
-Het strotklepje wordt aangegeven door: 2 -De stand is getekend tijdens het ademhalen.

Slide 17 - Quiz

Waarvoor dient de huig?
A
De huig voorkomt dat er lucht in de mondholte komt tijdens het inademen
B
De huig voorkomt dat er lucht in de slokdarm komt tijdens het inademen
C
De huig voorkomt dat er voedsel in de luchtpijp komt tijdens het slikken
D
De huig voorkomt dat er voedsel in de neusholte komt tijdens het slikken

Slide 18 - Quiz

Met slikken zijn huig en strotklepje open
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

Je tong duwt het voedsel in de slokdarm. Hoe wordt voorkomen dat het voedsel niet in je neusholte of luchtpijp terecht komt?
A
De huig sluit de luchtpijp af en het strotklepje de neusholte
B
De huig sluit de neusholte af en het strotklepje de luchtpijp
C

Slide 20 - Quiz

Waar gaat dit beademingsapparaat naarbinnen?
A
P, de slokdarm
B
P, de luchtpijp
C
Q, slokdarm
D
Q, luchtpijp

Slide 21 - Quiz

Bij het slikken bevindt de huig zich in stand ... en het strotklepje in stand ...
A
1 en 1
B
2 en 2
C
1 en 2
D
2 en 1

Slide 22 - Quiz

Wat gebeurt er bij een inademing in het longblaasje?
A
Zuurstof gaat in het bloed CO2 gaat uit het bloed
B
Zuurstof gaat uit het bloed CO2 gaat in het bloed
C
Zuurstof en CO2 gaan beide in het bloed
D
Zuurstof en CO2 gaan beide uit het bloed

Slide 23 - Quiz

Wanneer is het zuurstof gehalte in een longblaasje het hoogst?
A
Vlak na het inademen
B
Vlak voor het uitademen
C
Tijdens het uitademen

Slide 24 - Quiz

In de afbeelding is een longblaasje met een longhaarvat schematisch getekend. Enkele plaatsen zijn aangegeven met nummers.
Welk nummer geeft de plaats aan waar ingeademde lucht het eerst terechtkomt?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3

Slide 25 - Quiz


Bij welk nummer bevindt zich bloed dat rijk is aan zuurstof?
A
Nummer 1.
B
Nummer 2.
C
Nummer 3.

Slide 26 - Quiz

Welk van de antwoorden klopt bij het plaatje van het longblaasje?
A
P= koolstofdioxide Q= zuurstof
B
1=zuurstofarm bloed P=zuurstof
C
Q= koolstofdioxide P= zuurstof
D
1=zuurstofarm bloed Q= koolstofdioxide

Slide 27 - Quiz

Welk van de antwoorden klopt bij het plaatje van het longblaasje?
A
P= koolstofdioxide Q= zuurstof
B
1= koolstofdioxide rijk bloed P=koolstofdioxide
C
3= koolstofdioxide rijk bloed 1= zuurstofarm bloed
D
3= koolstofdioxide rijk bloed Q= koolstofdioxide

Slide 28 - Quiz

Wat gebeurt er als iemand zich verslikt?
A
Er komt eten in de slokdarm, omdat de strotklep niet dicht was
B
Er komt eten in de slokdarm, omdat de huig niet dicht was
C
Er komt eten in de luchtpijp, omdat de huig niet dicht was
D
Er komt eten in de luchtpijp, omdat de strotklep niet dicht was

Slide 29 - Quiz


Zijn de huig en het strottenklepje open of dicht bij
a) ademen b) slikken c) verslikken

Slide 30 - Question ouverte

Linker long
Luchtpijp
Bronchie
Luchtpijptakje
Longblaasjes

Slide 31 - Question de remorquage

neusholte
long
luchtpijp
keelholte
luchtpijptak
longblaasje

Slide 32 - Question de remorquage

Ademhaling bij dieren.
Sleep het dier naar het juiste ademhalings
orgaan
Kieuwen
longen en huid
cel-
membraan
tracheeën
longen

Slide 33 - Question de remorquage

Bij de uitademing gaat het middenrif omhoog
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

In welke richting beweegt het middenrif bij het inademen?
A
Het middenrif gaat omhoog
B
Het middenrif blijft gelijk
C
Het middenrif gaat omlaag.

Slide 35 - Quiz

Hoe beweegt het middenrif bij een inademing?
A
Richting buik; wordt korter en platter
B
Richting buik; wordt langer en boller
C
Richting borst; wordt langer en platter
D
Richting borst; wordt korter en boller

Slide 36 - Quiz