Paragraaf 5.2 Wat wordt de prijs?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

Welkom 2TL

Jas en oortjes uit

Spullen op tafel:
- Boek

- Schrift
- Rekenmachine
- Pen

Planning van vandaag:

- Check 5.1 + HW 5.1 op blz. 144

2 t/m 10 & 15 t/m 19 

- Uitleg 5.2

- Aan de slag met de opdrachten

Check 5.1 ✅

• Welke rol speelt de vraag op de markt?
  
• Welke rol speelt het aanbod op de markt?
  
• Wat doen bedrijven om ervoor te zorgen dat een consument meer gaat kopen?
• Noem de twee verschillende factoren die jouw koopgedrag beïnvloeden?
  

Paragraaf 5.2

Wat wordt de prijs?

Leerdoelen van vandaag

Na deze les weet/kun je:

• Wat de inkoopprijs is
  
• Hoe je de verkoopprijs berekent
  
• Hoe je rekening houdt met andere aanbieders
  
• Wat de verschillen zijn tussen verkoop in winkels en online
  

Leerdoel 1

Het berekenen van de verkoopprijs

Inkoopprijs

De prijs die een winkelier voor een product betaalt.

Een winkelier koopt zijn producten meestal in bij een   

groothandel.

Winkelier = iemand die een winkel bezit of in een winkel werkt

Brutowinstopslag

• Het bedrag/percentage  dat de winkelier bij de inkoopprijs optelt

• Een winkelier verkoopt zijn producten voor een hoger bedrag dan de inkoopprijs. 

• Brutowinstopslag wordt ook wel brutowinstmarge of gewoon brutowinst genoemd.
  

Wat denk je nu dat we gaan berekenen?

Inkoopprijs + brutowinstopslag= ?

Formule

Inkoopprijs + Brutowinstopslag = Verkoopprijs

Voorbeeld:

De inkoopprijs van een sporttas is € 15. De winkelier rekent een brutowinstopslag van 60%. Wat wordt de verkoopprijs?

• Brutowinstopslag: € 15 ÷ 100% x 60% = € 9
  
• Verkoopprijs: € 15 + € 9 = € 24 
  

Oefenen

Voor je scooterhandel koop je een nieuwe scooter in voor €1.900. De verkoopprijs wordt €2755

A. Bereken het bedrag van de brutowinstopslag

B. Bereken de brutowinstopslag als percentage van de inkoopprijs

Voor je scooterhandel koop je een nieuwe scooter in voor €1.900. De verkoopprijs wordt €2755

A. Bereken het bedrag van de brutowinstopslag

B. Bereken de brutowinstopslag als percentage van de inkoopprijs

Antwoord:

A. €2.775 - €1.900 = €855

B. €855 : €1.900 x 100% = 45% brutowinstmarge

 😅 deel : geheel x 100% = 

Leerdoel 2

Verschillende winkels

Welke overeenkomsten hebben deze winkels?

• Een bedrijf houdt rekening met concurrenten.
  

• Je kunt concurreren met:
  
• lagere prijzen
  
• betere kwaliteit
  
• betere service
  
• goede bereikbaarheid
  

• concurrenten = Dat zijn andere bedrijven die dezelfde soort producten aanbieden.
  

Leerdoel 3

Waar doe jij meestal je aankopen?

Fysieke winkel = ‘gewone’ winkel.

Heeft hoge kosten:

huur, inrichting, personeel verwarming en verlichting.

Webwinkel = online winkel.

Heeft lagere kosten:

eenvoudiger gebouw, kale inrichting.

Wel veel verzendkosten en kosten van retouren.

Check 5.2 ✅

Aan de slag met 5.2

✍🏼 Wat ? Maak de opdrachten 2 t/m 4 & 6 t/m 14 

op blz. 150

👫🏽 Hulp? Vraag je klasgenoot

🗣️ Graag rustig praten

Vragen?

Steek je hand op, ik kom eraan!