Quiz pv tt vt & voltooid deelwoord

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Werkwoorden: voltooid deelwoord

Welke regel pas je toe bij:
'jij' achter het werkwoord

1. ik-vorm
2. ik-vorm + T
3. Hele werkwoord
4. Voltooid deelwoord

Welke regel pas je toe bij:
de hij-vorm

1. Ik-vorm
2. Ik-vorm + T
3. Hele werkwoord
4. Voltooid deelwoord

Welke regel pas je toe bij:
jullie

1. Ik -vorm
2. Ik-vorm + T
3. Hele werkwoord
4. Voltooid deelwoord

Wanneer gebruik je 't Ex-Kofschip?
(meerdere antwoorden mogelijk)

1. PV tegenwoordige tijd
2. Hele werkwoord
3. PV verleden tijd
4. Voltooid deelwoord

Wat bedoelen we met de STAM van een werkwoord?

1. Hele werkwoord: - en
2. PV tegenwoordige tijd
3. PV verleden tijd
4. Voltooid deelwoord

Schrijf de juiste vorm op:
Vera (lopen) naar huis

Schrijf de juiste vorm op:
Tom en Jerry (rennen) door de tuin

Schrijf de juiste vorm op:
(Geven) jij de ketchup aan mij?

Schrijf de juiste vorm op:
Mijn oma (braden) een stukje vlees

Schrijf de juiste vorm op:
Jij (kletsen) heel graag met mij

Schrijf de juiste vorm op:
Kees (branden) zijn vingers aan de pan

Wat is de verleden tijd?
werken - Jij ...

Verleden tijd: welke vorm is goed?

De jongen ----- (spelen) met de bal.

1. speelt
2. speelte
3. speelde
4. gespeelde

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos

1. grenste
2. grensten
3. grensde
4. grensden

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk

1. lifte
2. liften
3. liftte
4. liftten

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap

1. dode
2. doden
3. doodde
4. doodden

Vul de verleden tijd in.
beantwoorden - Hij...

Raymond heeft zijn been geschaaf...

1. geschaaft
2. geschaafd
3. geschaafdt

Hij werd luid toegejuich..

1. toegejuicht
2. toegejuichd
3. toegejuichdt

Schrijf het voltooid deelwoord op.
Ik heb heel hard ....(rennen)

Hij is heel beroerd
(camoufleren)

1. gecamoufleerd
2. gecamoufleert

Gelukkig was je goed verzeker….
(verzekeren)

1. verzekert
2. verzekerdt
3. verzekerd
4. geverzekerd

Wat is goed:
Hij heeft mij een nieuwe jas ( beloven)

1. gebeloofd
2. belooft
3. beloofd
4. geloofd

Ik heb gisteren in de tuin (werken)..

1. gewerken
2. gewerkt
3. gewerkd
4. werkte

Hij heeft mij een spannend verhaal... (vertellen)

1. vertelt
2. verteld
3. gevertelt
4. geverteld

Ik heb heel lang (geloven) dat kabouters bestaan.

1. geloofd
2. gelooft
3. geloven
4. geloofde

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt: deleten

1. deletet
2. delet

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)

1. deletete
2. delet
3. delette
4. deletette

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: joggen

1. jogde
2. joggete
3. joggte
4. jogte

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)

1. skatet
2. skate
3. skated

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchtte
4. lunchdde