Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Vwo 3 ww op -ER-IR-RE in verschillende tijden 24-25
Verbes en -IR
choisir
finir
grandir
réussir etc...
1 / 39
suivant
Slide 1:
Diapositive
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
39 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Verbes en -IR
choisir
finir
grandir
réussir etc...
Slide 1 - Diapositive
Les verbes -ir au présent.
Slide 2 - Diapositive
Les verbes en -ir
p. 82
Les verbes en -ir au passé composé.
Slide 3 - Diapositive
Les verbes en -
ir au futur.
Hele werkwoord + uitgang (denk aan "avoir")!
je choisir
ai
(ik zal kiezen)
tu choisir
as
il choisir
a
nous choisir
ons
vous choisir
ez
ils choisir
ont
Slide 4 - Diapositive
ww op -ER-IR-RE in verschillende tijden
présent
passé composé
futur
Slide 5 - Diapositive
Welke groepen regelmatige
werkwoorden zijn er?
A
ww op -en, -er, -ri
B
ww op -er, -ri, -ir
C
ww op -er, -re, -ir
D
ww op -er, -en, -ri
Slide 6 - Quiz
Regelmatige werkwoorden op -er
Regelmatige werkwoorden op -ir
Regelmatige werkwoorden op -re
Vendre
Finir
Aimer
Choisir
Attendre
Regarder
Slide 7 - Question de remorquage
Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'je finis'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord
Slide 8 - Quiz
Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'nous répondons'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord
Slide 9 - Quiz
Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'il choisit'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord
Slide 10 - Quiz
Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'elle parle'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord
Slide 11 - Quiz
Bij welk type werkwoord hoort deze vervoeging: 'je vends'
A
werkwoord op -er
B
werkwoord op -ir
C
werkwoord op -re
D
onregelmatig werkwoord
Slide 12 - Quiz
présent
imparfait
passé composé
futur
je donne
je donnais
j'ai donné
je donnerai
Slide 13 - Question de remorquage
choisissait
attendiez
a écouté
était
a rencontré
avaient
sont tombés
passé composé
passé composé
passé composé
imparfait
imparfait
imparfait
imparfait
Slide 14 - Question de remorquage
Regelmatige werkwoorden -er
Regelmatige werkwoorden -ir
Regelmatige werkwoorden -re
Passé composé
stam + i
stam + u
stam + é
Slide 15 - Question de remorquage
-
er j'ai parl
-ir j'ai grand
-re j'ai perd
Wat zijn de uitgangen in de passé composé?
i
é
u
Slide 16 - Question de remorquage
De passé composé:
A
Is de voltooid tegenwoordige tijd
B
je hebt een voltooid deelwoord
C
je hebt een hulpwerkwoord nodig
D
-er = é -ir = i -re = u
Slide 17 - Quiz
Om de stam van de imparfait te vinden haal ik -er, ir-re van de regelmatige werkwoorden
A
VRAI
B
FAUX
Slide 18 - Quiz
I
Wat zijn de juiste
uitgangen van de imparfait?
Grammaire verbes -er / -ir / -re
A
ai, as, a ons, ez, ont
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
e, es, e, ons, ez, ent
D
a, ez, ont, ais, et
Slide 19 - Quiz
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
dit zijn uitgangen van
A
De présent van ww op -ir
B
De présent van ww op -er
C
De présent van ww op -re
D
De présent van ww op -en
Slide 20 - Quiz
-s, -s, -t , -issons, -issez, -issent
dit zijn uitgangen van
A
De présent van ww op -ir
B
De présent van ww op -er
C
De présent van ww op -re
D
De présent van ww op -en
Slide 21 - Quiz
ir ww: in présent
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
issons
issent
is
issez
it
is
Slide 22 - Question de remorquage
tu (choisir = kiezen, passé composé)
Grammaire verbes -ir
A
as choisi
B
a choisi
C
est choisi
D
es choisi
Slide 23 - Quiz
le présent
-RE
je vend
tu vend
il/elle/on vend
nous vend
vous vend
ils/elles vend
s
ons
ez
ent
s
Slide 24 - Question de remorquage
Regelmatige werkwoorden
op -re
Je
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
s
s
-
ONS
EZ
ENT
Slide 25 - Question de remorquage
répondre
attendre
entendre
vendre
perdre
défendre
De werkwoorden op –RE :
verkopen
antwoorden
wachten
horen
verliezen
verdedigen
Slide 26 - Question de remorquage
Je
Ils/elles
Vous
Nous
Il/elle/on
Tu
Verbes en -er -ir -re
Wat zijn de uitgangen in de présent?
-e
-it
-ent
-ons
-s
-issons
-s
-is
-ons
-issent
-is
-es
-
-ez
-ent
-ez
-issez
-e
Slide 27 - Question de remorquage
P.C. van de werkwoorden op -re
nous - attendre (avoir)
wij hebben gewacht =
Slide 28 - Question ouverte
P.C. van de werkwoorden op -ir
je - finir (avoir)
ik heb afgemaakt =
ils (perdre) - P.C.
Slide 29 - Question ouverte
P.C. van de werkwoorden op -er
tu - regarder (avoir)
jij hebt gekeken =
ils (perdre) - P.C.
Slide 30 - Question ouverte
Hoe maak je imparfait?
A
nous vorm min ONS + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
B
heel ww + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
C
heel ww + uitgangen (ai, as, a, ons, ez, ont)
D
ww min er/ir/re + é, i of u
Slide 31 - Quiz
Hoe maak je passé composé?
A
ww - er/ir/re + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
B
heel ww + uitgangen (ais, ais, ait, ions, iez, aient)
C
heel ww + uitgangen (ai, as, a, ons, ez, ont)
D
hulpww hebben/zijn + é, i of u
Slide 32 - Quiz
Wat is de futur?
Grammaire 'futur'
A
tegenwoordige tijd
B
voltooide tijd
C
toekomende tijd
D
verleden tijd
Slide 33 - Quiz
Futur =
Grammaire 'futur'
A
Hele werkwoord + uitgangen avoir
B
Hele werkwoord + uitgangen imparfait
Slide 34 - Quiz
Wat zijn de uitgangen van de futur?
Grammaire 'futur'
A
ai, as, a, ons, ez, ont
B
e, es, e, ons, ez, ent
C
ais, ais, ait, ions, iez, aient
Slide 35 - Quiz
Je ________ (danser -futur)
Grammaire 'futur'
A
danse
B
danserai
C
dansais
D
ai dansé
Slide 36 - Quiz
Je ________ (vendre -futur)
Grammaire 'futur'
A
vendreai
B
vendrai
C
vendai
D
vendrais
Slide 37 - Quiz
Quelle phrase est en futur ?
Grammaire 'futur'
A
Je prendrais le temps.
B
J'attendai le bus.
C
Je vendrai ma voiture.
D
Je répondreai au prof.
Slide 38 - Quiz
Verbuga
Ga naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden op -er, -ir en -re.
In de linkerkolom vink je alle tijden van
présent, passé composé en f
utur
aan.
In de kolom helemaal rechts vink je 3 werkwoorden aan:
regarder
,
choisir
,
entendre
Klik op
confirmer
.
Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen, in welke tijd en bij welke persoon. Vul je antwoord in.
Klik op
suivant
om naar de volgende vraag te gaan.
Slide 39 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Havo 3 ww op -ER-IR-RE in verschillende tijden
June 2024
- Leçon avec
35 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Havo 3 ww op -ER-IR-RE in verschillende tijden
2 days ago
- Leçon avec
35 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Havo 3 ww op -ER-IR-RE in verschillende tijden
2 days ago
- Leçon avec
35 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Havo 2 ww op -ER-IR-RE in verschillende tijden
December 2024
- Leçon avec
29 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Wat weet ik nog van de ww op er-ir-re in verschillende tijden? ww op IR
December 2024
- Leçon avec
27 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Mercredi le 24 avril (H3d-s17)
April 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Les verbes français (présent, p.c., imparfait, futur)
February 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Werkwoorden 3hvg
October 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3