les 9 + 10; oefenen begrijpend lezen

1 / 15
suivant
Slide 1: Vidéo

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
maar, daarentegen
Bijvoorbeeld, neem nou
Ten eerste, als laatste, ABC
Eerst, vervolgens, daarna
Doordat, waardoor
Tijd
Oorzaak- gevolg
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld

Slide 2 - Question de remorquage


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 3 - Quiz

Kennis van tekststructuren vergroot je begrip van een tekst. Niet zeker van een tekststructuur? Kijk dan naar de inleiding. Wat gebeurt daar?
1. Probleem wordt geschetst  In verdere tekst worden een of meerdere oplossingen uitgewerkt  Probleem – oplossing structuur.
2. Standpunt wordt genoemd. In verdere tekst worden een of meerdere argumenten uitgewerkt  Standpunt – argument structuur. 
3. Onderwerp wordt genoemd. In de verdere tekst wordt het onderwerp uitgewerkt  Beschrijving.
Tekststructuren I

Slide 4 - Diapositive

Kennis van tekststructuren vergroot je begrip van een tekst. Niet zeker van een tekststructuur? Kijk dan naar de inleiding. Wat gebeurt daar?
4. Een verschijnsel wordt beschreven. In de verdere tekst worden eventuele oorzaken en redenen uitgewerkt 
Verklaring. 

5. Een verschijnsel, maatregel of ontwikkeling wordt genoemd. In verdere tekst worden positieve en negatieve kanten belicht 
Voor- en nadelenstructuur.

Tekststructuren II

Slide 5 - Diapositive

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
standpunt - argument structuur
beschrijvings-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
onderwerp wordt genoemd
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of 
stelling

Slide 6 - Question de remorquage

In een voor- en nadelenstructuur worden alleen maar slechte dingen geschreven over een onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Een standpunt-argumentenstructuur noemen we vaak ook een betoog.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Als er één onderwerp uitgebreid uitgewerkt wordt in een tekst hebben we te maken met een beschrijving.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Als er een verschijnsel wordt beschreven dan hebben we te maken met een verklaring.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz


Krokodillen eten graag fruit
1











2















3





















Krokodillen staan te boek als angstaanjagende

vleeseters. Maar die reputatie begint een beetje af te

brokkelen nu blijkt dat krokodillen ook gek zijn op ...

fruit. Nieuw onderzoek toont aan dat de krokodillen

behalve zoogdieren, vogels en vissen ook zo af en toe

flinke hoeveelheden vruchten naar binnen werken.

Wetenschappers bestudeerden achttien soorten

krokodillen en ontdekten dat dertien daarvan

regelmatig fruit aten. Een deel van dat fruit krijgen ze

simpelweg binnen doordat hun prooien fruit eten. Echter,

de onderzoekers vonden ook bewijs dat krokodillen met

opzet grote hoeveelheden vruchten naar binnen werken.



Verrassend

"De soorten vruchten die krokodillen nuttigden,

varieerden sterk," zo schrijven de onderzoekers in het

blad Journal of Zoology. "Iets meer dan de helft betrof

vlezige vruchten. U moet dan bijvoorbeeld denken aan

bessen." De resultaten zijn best verrassend, omdat de

krokodil altijd gezien werd als een echte vleeseter die

bovendien niet in staat was om planten en hun vruchten te

verteren.



Naar: www.scientias.nl

Slide 11 - Diapositive

Vraag 1: Aan welk signaalwoord zie je dat er een tegenstellend verband is tussen zin 1 en 2?

Slide 12 - Carte mentale

Vraag 2: Aan welk signaalwoord zie je dat er een oorzaak volgt in zin 2 van alinea 2?

Slide 13 - Carte mentale

Vraag 3: In de laatste zin van alinea 2 staan zelfs twee signaalwoorden. Schrijf ze beide op en daarachter het verband dat ze aanduiden.

Slide 14 - Question ouverte

Vraag 4: In de laatste zin van de tekst staan weer twee signaalwoorden. Schrijf ze beide op en daarachter het verband dat ze aanduiden.

Slide 15 - Question ouverte