Chapitre 1 - Oefentoets 2HV

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Bonjour

-Classe 2-

Aujourd'hui

Herhaling chapitre 1:

- Vocabulaire en Zinnen 

- Le Passé composé 

- Bezittelijk voornaamwoord

Les buts (lesdoelen): 

- herhalen chapitre 1 - voorbereiding voor de toets

Je hebt 5 minuten om nog even vocabulaire ABEF + zinnen door te kijken!

Traduis (vertaal):
l'histoire

Traduis:
in/ naar Nederland

Traduis:
Het is slecht weer

Welk woord past het best?
On a été en vances en bateau/ en soleil.

Welk woord past het best?
On roule à gauche en Angleterre/ en Allemagne.

Welk woord past het best?
C'est la rentrée: les vacances/ le train sont finies

Welk woord past het best?
Il fait 29 degrés: il fait chaud/ il fait froid.

Traduis:
Heb jij een leuke vakantie gehad?

Traduis:
Het was warm

Vertel dat je in Italië bent geweest

Vertaal:
Tu as été où?

Vertel dat het 30 graden was.

Traduis:
belangrijk

Traduis:
een kerk

Traduis:
au printemps

Traduis:
zwemmen

Welk woord past het best?
Je veux voir/ nager la Tour Eiffel.

Welk woord past het best?
Stromae a crée une chanson: formidable/ terrible.

Mijn kennis over de vocabulaire en de zinnen

😒🙁😐🙂😃

Herhaling: passé composé 

Wat is de passé composé? 

Hoe maak je de passé composé?

Wat was ook alweer het rijtje van avoir?

Passé composé

Pers.vnw	Hulp.ww	Volt.dw
J' (ik)	ai	dans é
Tu (jij)	as	dans é
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é
nous (wij)	avons	dans é
Vous (jullie/u)	avez	dans é
Ils/elles (zij)	ont	dans é

Ik heb gedanst.

Verleden tijd: passé composé 

Passé composé

Passé-composé

Passé composé van être & avoir (onregelmatige ww)

Remplis: Mes parents ... ... (aimer) la ville.

Traduis et remplis:
Mes parents (hebben gepraat) ... ... avec leurs amis.

Remplis: mon oncle ... ... (heeft gehad) une grande tente.

Remplis: Lundi, nous ... ... (faire) du kitesurf.

Traduis et remplis:
(Ik ben geweest) .... ... en Espagne.

Vertaal: Ik heb gekampeerd.

Vertaal: Ik heb Frans gepraat

Traduis:
Ik heb gefietst.

ik kan de passé composé gebruiken

Het bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

	mannelijk	vrouwelijk	meervoud
mijn	mon	ma	mes
jouw	ton	ta	tes
zijn / haar	son	sa	ses
ons / onze	notre	notre	nos
uw / jullie	votre	votre	vos
hun	leur	leur	leurs

Het bezittelijk voornaamwoord

Let op!

Het bezittelijk voornaamwoord slaat op het ZELFSTANDIG NAAMWOORD in de zin, en NIET op de PERSOON die het zelfstandig naamwoord bezit.

Dus: HAAR broer --> broer is MANNELIJK --> SON frère

Remplis et traduis:
Elle est en vacances avec (haar familie)

Remplis et traduis:
Il est en vacances avec (zijn familie)

Traduis et remplis:
Voilà (mijn zus).

Traduis et remplis:
(onze tent) est grande.

Traduis et remplis:
(Jullie hotel) était comment?

Traduis et remplis:
Vous allez à la plage avec (jullie vrienden)

Ik en het bezittelijk voornaamwoord:

😒🙁😐🙂😃

Ik heb vertrouwen in de toets!

Oui

Non

Continuez votre travail! 

 Blijf oefenen en gebruik: 

• Jouw boek
• Aantekeningen in jouw schrift 
• Slim Stampen

Goed gedaan! Bon travail !

Bonne chance, succes met de toetsweek!

Bonne chance!