11.03: Stroomkringen

11.03 
Stroomkringen
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
ScienceMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

11.03 
Stroomkringen

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Je kunt uitleggen dat:
- Wanneer een lampje brandt
- Wanneer er stroom loopt
- Voorbeelden geven wanneer er stroom loopt
- Een stroomkring tekenen
- De symbolen voor de spanningsbron, draadje, lamp en schakelaar benoemen
- Uitleggen welke stoffen stroom geleiden en welke isoleren
- Uitleggen hoe je een lampje op een spanningsbron kan aansluiten
- Uitleggen wanneer je een serieschakeling hebt en wanneer een parallelschakeling en hoe de stroom in deze schakelingen lopen

Slide 2 - Diapositive

Stroom is:
A
Beweging van elektronen
B
Beweging van atomen
C
Beweging van lading
D
Weet ik niet

Slide 3 - Quiz

Wanneer kan stroom lopen?
A
Bij een open stroomkring
B
Bij een gesloten stroomkring
C
Bij een gesloten én een open stroomkring
D
Weet ik niet

Slide 4 - Quiz

Geleiders

Geleiders zijn materialen waar stroom doorheen kan lopen. 


Metalen zijn vaak geleiders.
Geleiders zijn dus stoffen waar je vrije elektronen hebt.
Isolatoren

Isolatoren zijn materialen waar geen stroom doorheen kan lopen.


Plastic is een isolator.
Isolatoren zijn dus stoffen waar er geen vrije elektronen zijn.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Stroomkringen tekenen
Verschillende onderdelen hebben verschillende tekens.
De tekens voor batterij, draad, lampje, schakelaar en drukschakelaar moet je uit je hoofd leren!

Slide 7 - Diapositive

2 typen schakelingen
In een stroomkring kan je verbruikers op 2 manieren instellen: 

Parallel  (stroom wordt verdeeld)
of 
in serie (stroom is overal gelijk)

Slide 8 - Diapositive

Oefeningen
a) Teken een schakeling met 2 lampjes in serie

b) teken een schakeling met 2 lampjes parallel geschakeld

c) teken een schakeling die je aan en uit kan zetten met 3 lampjes, waarvan er 2 in serie staan, en parallel met de 3e.

Slide 9 - Diapositive

Ik heb vandaag geleerd:

Slide 10 - Question ouverte