2C

WELKOM 2C 
Kom rustig binnen 
Ga zitten op je mentorplek
Boeken op de bank (werkboek blz 64)

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

WELKOM 2C 
Kom rustig binnen 
Ga zitten op je mentorplek
Boeken op de bank (werkboek blz 64)

Slide 1 - Diapositive

29 leerlingen. 

Elaisa en Sophia uit elkaar. 
Wat gaan we vandaag doen?
- Stukje actualiteit 
-Video + vragen 
- Wiskunde opdrachten maken. 
 

Slide 2 - Diapositive

Geen spullen bij? Leeskar, extra opdracht, begrippen overschrijven, mindmap maken. 
Heb je je naamkaartje nog?
  • Maak een naamkaartje. 
  • Bewaar deze in je tas voor het volgende uur dat ik jullie heb! 

Slide 3 - Diapositive

Je komt binnen, telefoon in de bak, je gaat RUSTIG zitten en pakt je boeken op de bank. 

Laptop heb je pas nodig als ik zeg dat je hem nodig hebt. Anders blijft hij in je tas. 

Als je je spullen niet bij hebt, kunnen we niet fatsoenlijk werken. dan heb je straf. 



Slide 4 - Vidéo

Eerste 3 min nieuwsbericht
Daarna video Holocaust met vragen. 
Daarna leeskar (of hw maken) 

Op 27 januari 2025 wordt herdacht dat Auschwitz 80 jaar geleden werd bevrijd. 

Auschwitz was een complex van concentratie- en vernietigingskampen dat door nazi-Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog werd opgericht in bezet Polen. Het bestond uit drie hoofdlocaties:

Auschwitz I – Het oorspronkelijke kamp, dat diende als administratief centrum en waar experimenten op gevangenen werden uitgevoerd.
Auschwitz II-Birkenau – Het grootste vernietigingskamp, waar de meeste massamoorden plaatsvonden in gaskamers.
Auschwitz III-Monowitz – Een werkkamp dat verbonden was aan fabrieken zoals die van IG Farben.
Auschwitz werd het symbool van de Holocaust en de genocide op miljoenen Joden, Roma, Poolse verzetsstrijders en andere slachtoffers van het nazi-regime. Op 27 januari 1945 werd het kamp bevrijd door het Rode Leger. Deze datum wordt nu herdacht als Internationale Holocaustherdenkingsdag.

Slide 5 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wiskunde H5 par 5 
Maak de opdrachten van H5 paragraaf 5

Individueel in stilte. 
Je mag niet praten. 
Hierna mag je samenwerken! 

timer
6:00

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mevrouw Hamers

Slide 7 - Diapositive

Ik heb op verschillende stage's gewerkt. 
nu mag ik jullie komen lesgeven. ik ben heel benieuwd en hoop dat we er samen een leuk jaar van gaan maken. 

Belangrijk
  • Je komt rustig binnen.
  • Je pakt je boeken op de bank. 
  • Als ik praat zijn jullie stil.
  • Heb je een vraag, steek je je vinger op. 
  •  Één waarschuwing, daarna straf. 

Slide 8 - Diapositive

Je komt binnen, telefoon in de bak, je gaat RUSTIG zitten en pakt je boeken op de bank. 

Laptop heb je pas nodig als ik zeg dat je hem nodig hebt. Anders blijft hij in je tas. 

Als je je spullen niet bij hebt, kunnen we niet fatsoenlijk werken. dan heb je straf. 



Slide 9 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel procent van het aardoppervlak bestaat uit water?
A
30%
B
40%
C
55%
D
70%

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoeveel procent van het totale water is zoet water?
A
35%
B
80%
C
44%
D
3%

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 12 - Diapositive

Grondwater = water dat onder de grond zit, dit kan ontstaan als het regenwater de grond in sijpelt
Oppervlaktewater = water aan het oppervlak, denk hierbij aan meren en rivieren (of plekken waar je kan zwemmen en varen)
Verschillende vormen van water

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ontstaat een wolk?

Slide 14 - Question ouverte

Verdamping en grondwater: Water uit rivieren, meren, de oceaan of grondwater verdampt door de warmte van de zon. Grondwater komt via bronnen of welletjes naar boven, waar het ook kan verdampen. Het water in de lucht komt dan in de vorm van waterdamp terecht in de atmosfeer.

Lucht stijgt op: Warme lucht stijgt omdat het lichter is dan koude lucht. Terwijl de lucht stijgt, koelt deze af.

Condensatie: Als de lucht voldoende afkoelt, koelt de waterdamp af en condenseert het in kleine waterdruppels of ijskristallen (afhankelijk van de temperatuur). Dit gebeurt vaak rond stofdeeltjes of andere deeltjes in de lucht, die fungeren als condensatiekernen.

Wolk: Deze kleine waterdruppeltjes of ijskristallen vormen samen een wolk. Hoe meer waterdamp in de lucht, hoe groter de wolk kan worden.
Hoe onstaat een wolk?
Belangrijk begrip hierbij is grondwater

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillende soorten rivieren
Regenrivier
Gletsjerrivier
Gemengde rivier

Hoe zouden deze rivieren zijn ontstaan?

Slide 17 - Diapositive

Regenrivier
Ontstaan door neerslag (regen).
Waterafvoer is afhankelijk van regenval en kan sterk wisselen met seizoenen.
Voorbeeld: De Maas.
Gletsjerrivier
Ontstaan door smeltwater van gletsjers in bergachtige gebieden.
Waterafvoer is in de zomer hoog door smeltend ijs en in de winter laag.
Voorbeeld: De Rhône.
Gemengde rivier
Ontstaan door zowel regenwater als smeltwater uit gletsjers.
Waterafvoer is stabieler omdat er in de zomer smeltwater is en in andere seizoenen regenwater bijdraagt.
Voorbeeld: De Rijn.
Hoe ontstaat een gemengde rivier?
A
Een gletsjerrivier vervoert sneeuw
B
Een regenrivier bevat veel afval
C
Wanneer een regenrivier en een gletsjerrivier samen komen tot 1 rivier
D
Een regenrivier vervoert regenwater, een gletsjerrivier afval

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer heeft een gletsjerrivier het meeste water in de rivier zitten?
A
in het voorjaar
B
in het najaar
C
in de herfst
D
in de winter

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Foto's van een regenrivier en een gletsjerrivier

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Foto's van een regenrivier en een gletsjerrivier
Waarom zou dit bij bron 8 ook een gemengde rivier kunnen zijn?

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe komt een gebied/land aan water?
A
Er lopen rivieren doorheen
B
Er valt neerslag
C
Mensen gebruiken een tuinslang
D
Water uit de kraan

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waterbalans
De waterbalans gaat over hoeveel water er in een gebied is en hoeveel er uit gaat. Het helpt ons begrijpen waar het water naartoe gaat en hoeveel er beschikbaar is.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Waterbalans
Waterbalans positief?

Waterbalans negatief?

Slide 24 - Diapositive

Stel je voor dat je een emmer hebt:

Water dat erin komt (invoer):

Het water komt bijvoorbeeld uit de lucht (regen), via de bodem (grondwater) of uit rivieren.
Water dat eruit gaat (uitvoer):

Het water verdampt (door de zon), planten geven water af (transpiratie), of het stroomt weg via rivieren en beken (afvoer).
Opslag (hoeveel water blijft er in de emmer):

Als er meer water in komt dan eruit gaat, blijft er meer water in het gebied (zoals in grondwater of meren).
Als er meer water eruit gaat dan erin komt, raakt het gebied droger en komt er minder water beschikbaar.
Waterbalans
Waterbalans positief?

Waterbalans negatief?

Slide 25 - Diapositive

Stel je voor dat je een emmer hebt:

Water dat erin komt (invoer):

Het water komt bijvoorbeeld uit de lucht (regen), via de bodem (grondwater) of uit rivieren.
Water dat eruit gaat (uitvoer):

Het water verdampt (door de zon), planten geven water af (transpiratie), of het stroomt weg via rivieren en beken (afvoer).
Opslag (hoeveel water blijft er in de emmer):

Als er meer water in komt dan eruit gaat, blijft er meer water in het gebied (zoals in grondwater of meren).
Als er meer water eruit gaat dan erin komt, raakt het gebied droger en komt er minder water beschikbaar.
Waterbalans
Waterbalans positief?

Waterbalans negatief?

Slide 26 - Diapositive

Stel je voor dat je een emmer hebt:

Water dat erin komt (invoer):

Het water komt bijvoorbeeld uit de lucht (regen), via de bodem (grondwater) of uit rivieren.
Water dat eruit gaat (uitvoer):

Het water verdampt (door de zon), planten geven water af (transpiratie), of het stroomt weg via rivieren en beken (afvoer).
Opslag (hoeveel water blijft er in de emmer):

Als er meer water in komt dan eruit gaat, blijft er meer water in het gebied (zoals in grondwater of meren).
Als er meer water eruit gaat dan erin komt, raakt het gebied droger en komt er minder water beschikbaar.
De waterbalans kan zowel positief als negatief zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Grondwater en oppervlaktewater
Grondwater = water dat onder de grond zit, dit kan ontstaan als het regenwater de grond in sijpelt

Oppervlaktewater = water aan het oppervlak, denk hierbij aan meren en rivieren (of plekken waar je kan zwemmen en varen)

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nakijken 
- Nakijken opdrachten 3.1
Bladzijde 64/65.
- Klassikaal 
 

Slide 29 - Diapositive

Geen spullen bij? Leeskar, extra opdracht, begrippen overschrijven, mindmap maken. 
Huiswerk voor donderdag!
  • Schrijf op in je agenda:
  • Lezen par. 3.2; Leren: par. 3.1 (donderdag 13/2 3de lesuur). 
  • Begin hierna aan je huiswerk!

Slide 30 - Diapositive

Geen spullen bij? Leeskar, extra opdracht, begrippen overschrijven, mindmap maken. 
Wat gaan we vandaag doen?
- 20 minuten individueel in
 stilte werken. 
- Daarna samenwerken. 


Slide 31 - Diapositive

Geen spullen bij? Leeskar, extra opdracht, begrippen overschrijven, mindmap maken. 
Belangrijk
  • Je komt rustig binnen.
  • Je pakt je boeken op de bank. 
  • Als ik praat zijn jullie stil.
  • Heb je een vraag, steek je je vinger op. 
  •  Één waarschuwing, daarna straf. 

Slide 32 - Diapositive

Je komt binnen, telefoon in de bak, je gaat RUSTIG zitten en pakt je boeken op de bank. 

Laptop heb je pas nodig als ik zeg dat je hem nodig hebt. Anders blijft hij in je tas. 

Als je je spullen niet bij hebt, kunnen we niet fatsoenlijk werken. dan heb je straf. 



Individueel in stilte 
  •  Huiswerk, kijk in je agenda. 
  •  Samenvatting maken.
  • Begrippen kaartjes.
  • Mindmap. 
  • Eventueel voorwerken voor een vak. 
timer
20:00

Slide 33 - Diapositive

Geen spullen bij? Leeskar, extra opdracht, begrippen overschrijven, mindmap maken. 
Samenwerken 
  • Met je buurman/buurvrouw
  • Op fluistertoon. 
timer
20:00

Slide 34 - Diapositive

Geen spullen bij? Leeskar, extra opdracht, begrippen overschrijven, mindmap maken. 
SO §1.1 + 1.2 

Eerder klaar?  Ga rustig in stilte iets voor jezelf doen. 
Bijv.: Huiswerk maken voor een ander vak. 

 Daar ook mee klaar?  Lees de blauwe leerstofstukjes van paragraaf 1.3 blz. 27, 28 

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions