betoog

Het betoog
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Het betoog

Slide 1 - Diapositive

Schrijfvaardigheid

Slide 2 - Diapositive

Vandaag
 
Schrijfvaardigheid:
Kahootje over betoog/recensie. In groepjes. Wat weet je intussen?
Zoek de fout in werkwoordspelling.

Lees mijn tip en top op je betoog en doe er iets mee.
Je hoeft niet je hele betoog over te schrijven. Alleen de alinea die je moet aanpassen.
Lees betoog van je buurman of -vrouw. Geef tip en top.
Laatste slides: volg de aanwijzingen.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Hoe zit het ook alweer met spelling?


Je word er lui van
Het betekend langer op school blijven.
Hij beweegd elke dag.
Je redt het daar prima mee.
Op welke post-it(s) is de spelling van de werkwoorden fout?
wordt
A
verhuist
B
gebeurt
C
houd
D

Slide 6 - Diapositive

Spelling: even terugkijken! Welke uitspraken kloppen niet?
  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een D of een T.
  • Een voltooid deelwoord begint altijd met ge-.
  • Een voltooid deelwoord begint altijd met een   voorzetsel. 
  • Een voltooid deelwoord heeft altijd een hulpww. nodig.

Slide 7 - Diapositive

Wat is een betoog? 
Wat is het tekstdoel?
Wat is een stelling?
Denk er kort over na of zoek op.
Daarna vraag ik een aantal ll. naar het antwoord.

Slide 8 - Diapositive

Een stelling:
  • is een zin waarover je van mening   kunt verschillen.
  • is niet te lang.
  • bevat geen ontkenning.

Slide 9 - Diapositive

Een betoog
  • is een een tekst waarin je je mening geeft..
  • Je schrijft naar aanleiding van een stelling.
  • Je geeft argumenten.

Slide 10 - Diapositive

Argumenten:
  • zijn redenen voor je mening.
  • je ondersteunt ze met voorbeelden.

Slide 11 - Diapositive

Krantenbezorger
Ik ben een jongere van 16 jaar die met een stapel papier rondfietst. Zes keer per week gaat om 5.45 uur de wekker, haal ik kranten op en begin ik aan mijn bezorgrondje in ons dorp. Om 7 uur ben ik thuis, verkleed ik me, ontbijt ik en ga ik naar school.
Waarom doe ik dit? Ik wil graag bijverdienen en hiermee verdien ik twee keer zoveel als een vakkenvuller bij de supermarkt. Aan het eind van het jaar zijn er abonnees waarvan ik extra geld krijg.
Natuurlijk baal ik weleens bij regen, wind of kou maar dat hoort er een beetje bij. Soms is het zwaar meet een krantenwijk is echt zo gek nog niet.
Wat is de mening van de schrijver?
Welke argumenten worden er gebruikt?

Slide 12 - Diapositive

Kenmerken betoog:
Tekstdoel= overtuigen.
Schrijver geeft aan of hij het eens of oneens is met de stelling.
Betoog schrijf je naar aanleiding van een stelling. De stelling moet duidelijk worden in de inleiding. Ook je korte mening.
Een stelling is een zin waarover je van mening kunt verschillen.
In een betoog geef je in het midden aan waarom je het eens of oneens bent met de stelling.

Slide 13 - Diapositive

Vandaag: Tafels uit  elkaar
Betoog schrijven tijdens de les.
Eerst kijken we nog even kort naar de indeling.
Daarna zie je drie stellingen. Kies er 1 en bedenk eerst of je voor of tegen bent.
Bedenk daarna je argumenten en voorbeelden.
Schrijf je betoog.
Woensdag krijg je het terug met een tip en een top van mij, lees je het betoog van elkaar, geef je elkaar een tip en top en herschrijf je gedeelten van je betoog.Ook kun je dan je spelling verbeteren.

 

Slide 14 - Diapositive

  • Tekstdoel van een betoog is overtuigen.
  • Je schrijft een betoog naar aanleiding van een stelling.
  • Over een stelling kun je van mening verschillen.   
  • Om je mening duidelijk te maken, gebruik je argumenten   of redenen.
  • Bij elk argument geef je voorbeelden.
Samengevat

Slide 15 - Diapositive

Indeling betoog:

inleiding: leuke beginzin, verwerk stelling en geef korte mening.
alinea 2- eerste argument met uitleg.
alinea 3- tweede argument met uitleg.
slot- je vat je argumenten kort samen en geeft een afsluitende zin.

Slide 16 - Diapositive

Voorbeeld van een inleiding

Ieder leerling heeft weleens dat hij een tekst niet begrijpt
of dat dat hij een woord niet snapt. Heel veel kinderen die boeken lezen, leren vanzelf veel nieuwe woorden. Als je elke dag een kwartier zou lezen, leer je 1000 nieuwe woorden per jaar.  Ik vind het dus een goed idee dat leerlingen op de middelbare school twee uur per week lezen, waardoor ze teksten beter gaan begrijpen.


Over welke stelling zou dit betoog gaan?
Is dit een goede inleiding? Waarom wel of waarom niet?

Slide 17 - Diapositive


Stelling: Het spelen van games is verslavend.
EENS
ONEENS

Slide 18 - Sondage

Stelling:

Het spelen van games is verslavend.

Eens of niet? Denk daarover na en verzin 1 argument.
Kijk op de volgende slide naar de inleiding die een leerling bij deze stelling schreef.

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeld inleiding: Games zijn verslavend.

Slide 20 - Diapositive


 


  • Stelling: Schooluniformen moeten worden ingevoerd in Nederland.
  • Vóór   of    Tegen?

Oefen met de inleiding
           Kenmerken inleiding:
           Leuke beginzin
           
           Verhaaltje met daarin de stelling verwerkt

            Korte mening over de stelling.

Slide 21 - Diapositive

Een betoog schrijven tijdens de les  
Schrijven tijdens de les van
op dinsdag 23 mei.


Neem beide lessen je leesboek mee

 
Nog eens naar je betoog kijken en spelling controleren: op woensdag 24 mei.

Slide 22 - Diapositive

Kies uit één van deze stellingen:
  • Elke jongere moet verplicht 2 uur per dag bewegen.
  • De pauzes op deze school moeten langer worden.
  • Je leert meer van gamen dan van lezen.



Schrijf zelf een betoog

Slide 23 - Diapositive

Geef eerst een top. Wat is heel goed?

Geef daarna een tip. Wat kan nog beter?

Vervolgens ga je aan de hand van de volgende slide, je betoog verbeteren. Klaar? Inleveren en lezen in je leesboek.



Lees het betoog van je buurman,-vrouw
timer
5:00

Slide 24 - Diapositive

Bekijk nu je eigen tekst. 
Inleiding
Leuke beginzin, duidelijk wat de stelling is, je hebt aangegeven of je met de stelling eens bent of niet.
Midden
Bestaat in ieder geval uit 2 alinea's.
1 alinea per argument,waarbij elk argument met voorbeelden wordt uitgelegd.
Slot
Hierin geef je (in andere woorden dan in het middenstuk) een heel korte samenvatting van je argumenten en een slotzin.
Spelling
Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. Bekijk daarna elk werkwoord in elke zin. Zie volgende slide.

Slide 25 - Diapositive

Spelling
Kijk naar elk werkwoord in de zin.
Heb je te maken met een persoonsvorm?
Tegenwoordige tijd: 
ik                + stam + je=jij
hij/zij/het/u +stam + t
meer personen= hele werkwoord.

Verleden tijd
Zwak of sterk werkwoord?
Sterk verandert van klank.
Zwak: stam blijft gelijk.
Staat laatste letter van stam in 't kofschip + te of ten/vdw + t
Staat laatste letter van stam niet in 't kofschip = de of den/vdw + d

Slot geeft een samenvatting van je argumenten en goede slotzin.
Spelling:
Hoofdletters aan het begin van elke zin en bij eigen namen.
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoorden.
Heb je te maken met een pv: kijk welk onderwerp erbij hoort. 
Voltooid deelwoord: maak het langer zodat je hoort of het op T of D eindigt.

Kijk het volgende na
in je betoog
Klaar?
Lever in en 
ga lezen!

Slide 26 - Diapositive