§4.1 Luchtdruk

Hoofdstuk 4:
Het weer
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 4:
Het weer

Slide 1 - Diapositive

§ 4.1 luchtdruk

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • De leerling kan in eigen woorden beschrijven wat luchtdruk is

  • De leerling kan uitleggen hoe een barometer werkt

  • De leerling kan kan in eigen woorden beschrijven wat een lagerdrukgebied/ hogerdrukgebied is

  • De leerling weet het verschil tussen luchtdruk en absolute druk 

Slide 3 - Diapositive

Wat is luchtdruk?
Omdat lucht niet niets is, heeft lucht ook een gewicht.

Deze gewicht drukt op het aardoppervlak en op je lichaam.
Dit noem je de luchtdruk (P) (pressure).

DUS: luchtdruk = Alle lucht boven ons die op ons drukt


Slide 4 - Diapositive

Hoe kun je luchtdruk meten?
Met een barometer kun je de luchtdruk meten

  • Als de luchtdruk groter wordt,
    wordt de gegolfde plaatje naar
    beneden geduwd. Dit zorgt dat
    de wijzer ook beweegt

Slide 5 - Diapositive

Luchtdruk en hoogte 
Hoe hoger in de atmosfeer, 
hoe lager de druk

Slide 6 - Diapositive

druk / hoogte
moleculen / hoogte

Slide 7 - Diapositive

Hoe wordt luchtdruk gemeten?
De luchtdruk wordt gemeten in Pascal (Pa) of Bar


1 mbar     =        100 Pa      =      0,1 kPa




Slide 8 - Diapositive

Betekenis waarde van luchtdruk
  • Normale druk op zeeniveau = ongeveer 1000 mbar (= 1 bar)

  • Lagedrukgebied (onder 1 bar) :
     brengt vaak slecht weer, veel wind en regen

  • Hogedrukgebied (boven 1 bar) : brengt vaak mooi weer, zonnig, weinig wind, bijna geen wolken






Slide 9 - Diapositive

Luchtdruk in voorwerpen meten
Om de druk van de lucht in bepaalde voorwerpen (bv een autoband) te meten  gebruik je een manometer.

Een manometer meet de overdruk of onderdruk
van een voorwerp. 

De echte druk van een voorwerp noem je de absolute druk.

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld: Absolute druk bij overdruk
Absolute druk = luchtdruk + overdruk (erbij)

Luchtdruk = 1 bar

Bovendruk in autoband = 2,4 bar

Absolute druk = 1 + 2,4 = 3,4 bar

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld: Absolute druk bij onderdruk
 Absolute druk = luchtdruk - overdruk (eraf)

Luchtdruk = 1 bar

Onderdruk in zuignap = 0,2 bar

Absolute druk = 1 - 0,2 = 0,8 bar

Slide 12 - Diapositive