De plaats van het bijvoeglijk naamwoord-quiz

Het Bijvoeglijk Naamwoord
Wat is een Bijvoeglijk Naamwoord?
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Het Bijvoeglijk Naamwoord
Wat is een Bijvoeglijk Naamwoord?

Slide 1 - Diapositive

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een werkwoord
B
een zelfstandig naamwoord
C
een ander zelfstandig naamwoord
D
een ander bijwoord

Slide 2 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord: (algemene regel)
A
achter het zelfstandig nw
B
voor het zelfstandig nw

Slide 3 - Quiz

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord
De plaats van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans is ACHTER het zelfstandig naamwoord behalve bij de woorden hieronder:
beau, bon,  vieux, grand, petit, nouveau




Slide 4 - Diapositive

Schrijf de vier vormen van het bijvoeglijk naamwoord : grand

Slide 5 - Question ouverte

De uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord
A
e, s, es, ss
B
ee, s, es, -
C
-, e, s, es
D
-, ee, ss, es

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: bleu?
A
Elle porte une robe bleue.
B
Elle porte une robe bleus.

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: rouge?
A
Il porte une jupe rougee.
B
Il porte une jupe rouge.
C
Il porte une jupe rouges.
D
Il porte une jupe roug.

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: gris?
A
Il porte une chemise gris.
B
Il porte une chemise grisse.
C
Il porte une chemise grise.
D
Il porte une chemise griss

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: grand?
A
Elle est une grand fille
B
Il a une grandes voiture
C
Elle a une grande chambre

Slide 10 - Quiz

wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord: heureux?
A
Monique est très heureux
B
Monique est très heureus
C
Monique est très heureuse
D
Monique est très heureuxs

Slide 11 - Quiz

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures verts.
B
Elle porte les chaussures vert.
C
Elle porte les chaussures verte.
D
Elle porte les chaussures vertes.

Slide 12 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
une fille (grande)
A
voor
B
achter

Slide 13 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un ami (nouvel)
A
voor
B
achter

Slide 14 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
une maison (moderne)
A
voor
B
achter

Slide 15 - Quiz

op welke plaats komt het bijvoeglijk naamwoord? voor of achter het zelfstandig naamwoord?
un pantalon (bleu)
A
voor
B
achter

Slide 16 - Quiz

Vorm: Algemene regel
Als het bn eindigt op
Man. enk
Vrouw. enk
Mmv
Vmv
e
-
-
+s
+s
s
-
+e
-
+es
x
-
==> se
-
==> ses
andere letters
-
+e
+s
+es

Slide 17 - Diapositive

Noem bijvoeglijke naamwoorden in het Frans die je al kent.

Slide 18 - Carte mentale

Schrijf de bijvoeglijk naamwoorden die voor het zelfstandig naamwoord plaats vinden

Slide 19 - Carte mentale