Week 11 - Word (sneltoetsen en kennis)

Sneltoetsen
Ken jij ze?
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
ICTPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Sneltoetsen
Ken jij ze?

Slide 1 - Diapositive

Goed kijken en onthouden!

Slide 2 - Diapositive

Hoe maak je tekst dikgedrukt?
A
Ctrl A
B
Ctrl U
C
Ctrl B
D
Ctrl C

Slide 3 - Quiz

Ctrl U gebruik je voor?
A
Je tekst vet te maken
B
Je tekst te markeren (kleur geven)
C
Je tekst schuin te maken
D
Je tekst te onderstrepen

Slide 4 - Quiz

Met welke knoppen KOPIEER je een tekst?
A
Ctrl C
B
Ctrl B
C
Ctrl V
D
Ctrl A

Slide 5 - Quiz

Met welke knoppen PLAK je een tekst?
A
Ctrl C
B
Ctrl B
C
Ctrl V
D
Ctrl A

Slide 6 - Quiz

Ctrl I gebruik je voor?
A
Je tekst vet te maken
B
Je tekst te markeren (tekst kleur te geven)
C
Je tekst schuin te maken
D
Je tekst te onderstrepen

Slide 7 - Quiz

F7 gebruik je voor?
A
Je tekst vet te maken
B
Je tekst op spelling te controleren
C
Je tekst schuin te maken
D
Je tekst te onderstrepen

Slide 8 - Quiz

CTRL X gebruik je voor?
A
Tekst Knippen
B
Tekst Kopiëren
C
Tekst Plakken
D
Tekst Selecteren

Slide 9 - Quiz

Met welke knoppen maak je het €-teken?
A
Shift 5
B
Ctrl 5
C
Ctrl ALT 5
D
Shift 4

Slide 10 - Quiz

Ctrl P gebruik je voor
A
Schuin
B
Zoeken
C
Vet
D
Printen

Slide 11 - Quiz

Ongedaan maken
A
CTRL + Z
B
CTRL + T
C
CTRL + O
D
Je moet het gewoon zelf aanpassen.

Slide 12 - Quiz

Je ziet verschillende icoontjes staan. 
    Waarvoor gebruik je welke Office-programma? Sleep het juiste 
    icoontje naar de juiste omschrijving. 
Hier maak ik een presentatie
Hier bekijk ik mijn schoolmail
Hier kan ik een enquête in maken
Hier typ ik mijn werkstuk in
Hier volg ik online les.
Hier sla ik mijn bestanden op

Slide 13 - Question de remorquage

Uitleg die je zo nodig hebt; Word heeft drie belangrijke functies in de kop: 
Tabbladen (bovenin) | Opdrachtkoppen | Groepen

Slide 14 - Diapositive

Wat betekent dit symbool :
A
Cursief gedrukt
B
Onderstrepen
C
Vet gedrukt
D
Schuin gedrukt

Slide 15 - Quiz

Wat kan je doen met dit symbool:
A
tekst onderstrepen
B
tekst vetgedrukt maken
C
tekst cursief maken
D
tekst groter maken

Slide 16 - Quiz

Wat kun je met dit symbool doen:
A
tekst vetgedrukt maken
B
tekst onderstrepen
C
tekst een andere kleur geven
D
tekst cursief maken

Slide 17 - Quiz

Hoe verander ik de kleur van mijn lettertype?
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

Hoeveel wenkbrauwen hebben Bert en Ernie samen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive