DIAGNOSTISCHE TOETS HOOFDSTUK 2 WATER

Kwik heeft een smeltpunt van -39°C en een kookpunt van 357°C.
Welke fase heeft kwik als het 30 °C is?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas
1 / 29
suivant
Slide 1: Quiz
naskMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Kwik heeft een smeltpunt van -39°C en een kookpunt van 357°C.
Welke fase heeft kwik als het 30 °C is?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 1 - Quiz

Kwik heeft een smeltpunt van -39°C en een kookpunt van 357°C. Bij welke temperatuur is kwik een gas?
A
-40°C
B
-38°C
C
356°C
D
358°C

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Question de remorquage


Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken

Slide 4 - Quiz

hoe heet deze faseovergang?
vast --> vloeibaar
A
rijpen
B
smelten
C
stollen
D
verdampen

Slide 5 - Quiz

De was droogt ook als het vriest.
Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
stollen
B
verdampen
C
smelten
D
vervluchtigen

Slide 6 - Quiz

Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren

Slide 7 - Quiz

Bekijk de grafiek hier naast goed. Wat is het stolpunt van deze stof?
A
400 graden
B
250 graden
C
100 graden
D
Kun je niet zeggen

Slide 8 - Quiz

Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid.
Weet je welke dat zijn?
A
lengte en breedte
B
massa en volume
C
massa en gewicht
D
massa en lengte

Slide 9 - Quiz

Gaan we nu kijken naar het volume.
Wat is een ander woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte

Slide 10 - Quiz

Bekijk de grafiek hier naast goed. In welke fase bevindt de stof zich bij
t = 7min?
A
Vast en Vloeibaar
B
Vloeibaar
C
Vloeibaar en gasvormig
D
Kun je niet zeggen

Slide 11 - Quiz

De formule voor het berekenen van het volume van een voorwerp is:
A
V = l x b x m
B
V = b x h x s
C
V = l x h x d
D
V = l x b x h

Slide 12 - Quiz

Hoeveel kubieke decimeters passen in 1 kubieke meter?
A
10
B
1000
C
100
D
10000

Slide 13 - Quiz

Een kubieke decimeter is evenveel als...
A
10 liter
B
1 liter
C
100 liter
D
0,1 liter

Slide 14 - Quiz

630 dm³ = ... m³


A
63
B
6,3
C
630 000
D
0,630

Slide 15 - Quiz

2,5 liter is hetzelfde als...
A
25 hectoliter
B
250 deciliter
C
2500 milliliter
D
250 centiliter

Slide 16 - Quiz

Bereken de inhoud van de balk in dm3. Alleen getal noteren. Rond af op 2 decimalen. Geen eenheid noteren. Gebruik indien nodig een komma.

Slide 17 - Question ouverte

Bereken het volume van de steen in mL. alleen getal noteren. Geen eenheid noteren.

Slide 18 - Question ouverte

Wanneer moet je meer lucht in je fietsband pompen om de band even hard aan te laten voelen?
A
In de zomer
B
In de winter
C
Maakt niets uit

Slide 19 - Quiz

In welke fase bevindt water zich bij B?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas
D
Er is daar geen water

Slide 20 - Quiz

Stelling: Kraanwater is een zuivere stof
A
Juist
B
Onjuist
C
Kun je niet zeggen

Slide 21 - Quiz

In welke fase bevindt kwik zich bij 10 graden?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 22 - Quiz

In welke fase bevindt koolstofdioxide zich bij 10 graden?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 23 - Quiz

Welke fase heeft ijs?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 24 - Quiz

Welke stof hieronder geeft het beste aan wat sneeuw is?
A
ijs
B
waterdamp
C
water in de vloeibare fase
D
water in de vaste fase

Slide 25 - Quiz

Welke van de volgende stoffen zijn allemaal gasvormig?
A
chloor, ammoniak en water
B
chloor, zout en water
C
ammoniak, chloor en waterdamp
D
zand, zout en water

Slide 26 - Quiz

Welke fase-overgang hoort bij verdampen?
A
vloeibaar -> gas
B
vloeibaar-> vast
C
gas-> vloeibaar
D
vaste ->vloeibaar

Slide 27 - Quiz

Welke fase-overgang hoort bij smelten?
A
vast -> gas
B
vloeibaar-> vast
C
gas-> vloeibaar
D
vaste ->vloeibaar

Slide 28 - Quiz

Welke fase-overgang hoort bij sublimeren?
A
vloeibaar-> vast
B
vast-> gas
C
gas-> vloeibaar
D
vaste ->vloeibaar

Slide 29 - Quiz