Meervoud zelfstandige naamwoorden

Meervoud zelfstandige naamwoorden
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Meervoud zelfstandige naamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Wat zet je achter de meeste Engelse zelfstandige naamwoorden in het meervoud?
A
'S
B
S
C
es
D
ies

Slide 3 - Quiz

Wat zet je in het meervoud achter zelfstandige naamwoorden die eindigen op: s, -sh, -ch, -x, of -z.
voorbeeld: watch
A
es
B
s
C
's
D
ies

Slide 4 - Quiz

Wat zet je in het meervoud achter zelfstandige naamwoorden die eindigen op: medeklinker en y
voorbeeld: baby
A
y vervalt en wordt ies dus babies
B
yies dus babyies
C
s dus babys
D
's dus baby's

Slide 5 - Quiz

Wat zet je in het meervoud achter zelfstandige naamwoorden die eindigen op: f of fe
voorbeeld: leaf
A
vaste s erachter dus: leafs
B
f vervalt en meervoud wordt -ves dus leaves
C
es erachter dus leafes

Slide 6 - Quiz

Regular nouns
Whats the plural of
Car
A
Car
B
Cars
C
Caren
D
carish

Slide 7 - Quiz

Meervoud van:
dog
A
dogs
B
dogies
C
doges
D
dog

Slide 8 - Quiz

Meervoud van:
knife
A
knife
B
knifes
C
knive
D
knives

Slide 9 - Quiz

Wat is het meervoud van: phone
A
phone's
B
phones
C
phons
D
phoness

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van toy
A
toys
B
toies
C
toy's
D
toyses

Slide 11 - Quiz

Het meervoud van:
Bag
A
Bags
B
Bag's
C
Bages
D
Bage's

Slide 12 - Quiz

Meervoud van:
pizza
A
pizza's
B
pizzas
C
pizza'z
D
pizzaz

Slide 13 - Quiz

Meervoud van:
life
A
life
B
lifes
C
lives
D
livez

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van: child?
A
childes
B
childs
C
children
D
childrens

Slide 15 - Quiz

Meervoud van:
wolf
A
wolves
B
wolfs
C
wolvs
D
wolfes

Slide 16 - Quiz

Wat is het meervoud van man?
A
mans
B
man's
C
man
D
men

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van pony?
A
pony
B
ponys
C
ponies
D
pony's

Slide 18 - Quiz

Wat is het meervoud van girl?
A
Girl's
B
Girl
C
Girls
D
A,B,C zijn goed

Slide 19 - Quiz

Wat is het meervoud van bus?
A
Buses
B
Busses
C
Bus
D
Bussen

Slide 20 - Quiz

Meervoud van: scarf
A
scarfs
B
scarfes
C
scarves
D
scarvs

Slide 21 - Quiz

Write down the plural noun: crash

Slide 22 - Question ouverte

Write down the plural noun: boy

Slide 23 - Question ouverte

Write down the plural noun: chicken

Slide 24 - Question ouverte

Write down the plural noun: fantasy

Slide 25 - Question ouverte

Write down the plural noun: bird

Slide 26 - Question ouverte

Write down the plural noun: house

Slide 27 - Question ouverte

Write down the plural noun: box

Slide 28 - Question ouverte

Write down the plural noun: party

Slide 29 - Question ouverte

What is the plural form of the noun:
''hobby''

Slide 30 - Question ouverte

Write this noun in the plural form:
" Country"

Slide 31 - Question ouverte

Write down the plural noun: goose

Slide 32 - Question ouverte

Give the plural form of the noun:
mouse

Slide 33 - Question ouverte

Give the plural form of the noun:
shelf

Slide 34 - Question ouverte

Give the plural form of the noun:
radio

Slide 35 - Question ouverte

Give the plural form of the noun:
foot

Slide 36 - Question ouverte

Hoe goed snap ik het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Sondage