Spelling H.3 verleden tijd van sterke werkwoorden-havo1

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet  je hoe je het meervoud van een woord op moet schrijven als het op -en eindigt 

(blz. 115)en kun je de pv in de tegenwoordige tijd opschrijven. ( deel 2 blz. 117)


1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet  je hoe je het meervoud van een woord op moet schrijven als het op -en eindigt 

(blz. 115)en kun je de pv in de tegenwoordige tijd opschrijven. ( deel 2 blz. 117)


Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Als het woord geen pv is gebruik je voor de juiste spelling?

Als een woord géén persoonsvorm is, gebruik je de verlengproef:

  1. Maak het woord langer door er -e, -en of -ig achter te zetten.
  2. Als je dan een -t hoort, schrijf je een -t aan het eind
  3. Als je dan een d hoort, schrijf dan een d aan het eind
Terugblik

Slide 3 - Diapositive

Bij sterke werkwoorden verandert de klank in de verleden tijd:
– bied → bood, denk → dacht, zwemmen → zwommen, blazen → bliezen
Je schrijft de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd (pvtt) zo kort en eenvoudig mogelijk.

Slide 4 - Diapositive

Zo schrijf je de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd
• Gebruik de verlengproef om erachter te komen of een woord op een -d of een -t eindigt:
– bijten → (ik) beet (want: wij beten)
– vinden → (hij) vond (want: zij vonden)
Let op: een persoonsvorm verleden tijd eindigt nooit op -dt.

Slide 5 - Diapositive

Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk. Gebruik nooit twee dezelfde klinkers of medeklinkers achter elkaar (dus ook geen -dd- of -tt-), behalve als dat voor de uitspraak nodig is:

– treden → traden; bestrijden → bestreden; glijden → gleden
– gieten → goten; ontbijten → ontbeten; smelten → smolten
– schrikken → schrokken; beginnen → begonnen

Slide 6 - Diapositive

Zie boek 
blz. 276 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

Tekst
Tip: 
als ze sterk worden dan veranderen ze, net als een sterk werkwoord

Slide 9 - Diapositive

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 10 - Diapositive

H1A-2021

Slide 11 - Diapositive

                                       H1B-2021

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Aan de slag

Slide 14 - Diapositive

Maken: 
blz. 100
 
Spelling werkwoorden
startopdr. + opdr.1-2

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive