Exam preparation Reading

Exam preparation Reading
09-05-2017
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Exam preparation Reading
09-05-2017

Slide 1 - Diapositive

Exam preparation READING
Four important 'tools' to succeed in reading tests:
  • strategy
  • strategy
  • vocabulary
  • vocabulary

Slide 2 - Diapositive

Stappenplan (= strategy)
  1.  Bepaal, voordat je gaat lezen, wat voor soort tekst het is. Dat doe je door oriënterend te lezen (skimmen). Je kijkt naar de titel, de inleiding (eerste alinea), de tussenkopjes, de illustraties, de bronvermelding, de lijstjes / rijtjes / schema’s en naar anders gedrukte woorden (bijvoorbeeld vet, cursief) om te ontdekken waar de tekst over gaat.

  2. Als je dat weet, is het makkelijker om de inhoud van de tekst te begrijpen. Gebruik de informatie om te bepalen wat voor soort tekst het is: een tijdschrift- of internetartikel, verhaal, gedicht, advertentie, brief, enzovoort.

  3. Lees eerst de vraag zodat je weet waar je naar moet zoeken. Lees de antwoordmogelijkheden nog niet.
 

Slide 3 - Diapositive

tekstboek p. 63
Stappenplan
  1. Bepaal, voordat je gaat lezen, wat voor soort tekst het is. Dat doe je door oriënterend te lezen (skimmen). Je kijkt naar de titel, de inleiding (eerste alinea), de tussenkopjes, de illustraties, de bronvermelding, de lijstjes / rijtjes / schema’s en naar anders gedrukte woorden (bijvoorbeeld vet, cursief) om te ontdekken waar de tekst over gaat.

  2. Als je dat weet, is het makkelijker om de inhoud van de tekst te begrijpen. Gebruik de informatie om te bepalen wat voor soort tekst het is: een tijdschrift- of internetartikel, verhaal, gedicht, advertentie, brief, enzovoort.

Slide 4 - Diapositive

Tekstboek p.63
Activiteitenboek B - p. 96
ga naar
11 - Zoekend lezen
maak vraag 1 

Bij vraag 2:
hoe doe je deze vraag ? -
- hoe kun je de antwoorden zo snel mogelijk vinden?

Slide 5 - Diapositive

Tekstboek p.63
Activiteitenboek B - p. 96
Bij vraag 2: hoe (snel) doe je deze vraag ? 

4. Ga in de tekst gericht op zoek naar de gevraagde informatie (scannen).
Daarbij moet je ook letten op hoe de tekst eruitziet (foto’s, illustraties, titel).

5. Als je een eigen antwoord hebt gevonden, vergelijk dit dan met de keuzemogelijkheden  en kies het goede antwoord.

Slide 6 - Diapositive

11 - 2 Examenvraag = 
Meerkeuzevragen bij korte(re) teksten
  • Over korte teksten worden in het Centraal Schriftelijk Examen Engels vaak een of twee vragengesteld. 
  • Dat gebeurt meestal in het Nederlands. 
  • Je wordt gevraagd om specifieke informatie uit de tekst te halen. 
  • Om het antwoord op de vraag / vragen te vinden moet je scannen. 
  • Voorbeelden van korte teksten zijn folders, advertenties en korte krantenartikelen.

  • of een parfum test...

Slide 7 - Diapositive

11 - 2 Examenvraag
Kies het juiste antwoord
en wees voorbereid 
om het uit te leggen.
"Het is ..... want in de tekst staat ........."

Slide 8 - Diapositive

Wat was tot nu toe het belangrijkst?
strategy
or
vocabulary?

Slide 9 - Diapositive

Meerkeuzevragen bij lange(re) teksten
Meerkeuzevragen bij langere teksten worden vaak in het Engels gesteld. 
Daarbij is het altijd belangrijk na te gaan of je begrijpt wat er gevraagd wordt en wat er in de antwoordmogelijkheden staat.

Slide 10 - Diapositive

VOCABULARY
What can be concluded from the first paragraph? 
What does the writer mean by … ? 
What is the main point described in paragraph 2? 
What view does the writer express? 
What does … describe in paragraph 1? 
What is true according to the last paragraph? 
What does … say about … ? 
What is the function of paragraph 3? 
What does the writer want to point out? 
What does this come down to, according to … ? 
What is the purpose of this article? 
How does the writer introduce the article? 
Which of the following is true? 
What becomes clear from lines 1 … 7? 
Which of the following statements is not true, according to paragraph 4? 

VEELGEBRUIKTE VRAGEN 
Wat kun je concluderen uit de eerste alinea?
Wat bedoelt de schrijver met … ?
Wat is het belangrijkste punt dat wordt beschreven in alinea 2?
Welke mening drukt de schrijver uit?
Wat beschrijft … in alinea 1?
Wat is waar volgens de laatste alinea?
Wat zegt … over … ?
Wat is de functie / bedoeling van alinea 3?
Wat wil de schrijver duidelijk maken?
Waar komt dit, volgens …, op neer?
Wat is het doel van dit artikel?
Hoe leidt de schrijver het artikel in?
Welke van de volgende beweringen is waar?
Wat wordt duidelijk uit de regels 1 … 7?
Welke van de volgende beweringen is niet waar, volgens alinea 4?

Slide 11 - Diapositive

Tekstboek p.66
Kijk nu naar deze tekst.
Lees het niet !

Waarover gaat de tekst
denk je?

= strategy

Slide 12 - Diapositive

Tekstboek p.66
Maak de vragen in je werkboek p.98.
Hoe pak je dit aan?
Lees je eerst de hele tekst?
Of lees je eerst de vraag?
= strategy
= vocabulary

Slide 13 - Diapositive

VOCABULARY
What can be concluded from the first paragraph? 
What does the writer mean by … ? 
What is the main point described in paragraph 2? 
What view does the writer express? 
What does … describe in paragraph 1? 
What is true according to the last paragraph? 
What does … say about … ? 
What is the function of paragraph 3? 
What does the writer want to point out? 
What does this come down to, according to … ? 
What is the purpose of this article? 
How does the writer introduce the article? 
Which of the following is true? 
What becomes clear from lines 1 … 7? 
Which of the following statements is not true, according to paragraph 4? 

VEELGEBRUIKTE VRAGEN 
Wat kun je concluderen uit de eerste alinea?
Wat bedoelt de schrijver met … ?
Wat is het belangrijkste punt dat wordt beschreven in alinea 2?
Welke mening drukt de schrijver uit?
Wat beschrijft … in alinea 1?
Wat is waar volgens de laatste alinea?
Wat zegt … over … ?
Wat is de functie / bedoeling van alinea 3?
Wat wil de schrijver duidelijk maken?
Waar komt dit, volgens …, op neer?
Wat is het doel van dit artikel?
Hoe leidt de schrijver het artikel in?
Welke van de volgende beweringen is waar?
Wat wordt duidelijk uit de regels 1 … 7?
Welke van de volgende beweringen is niet waar, volgens alinea 4?

Slide 14 - Diapositive

More vocabulary in the answers.


  1. What becomes clear from paragraph 1?
a. Christie Carr fears being forced to give up Irwin.
b. Christie Carr trains animals like Irwin to do tricks.
c. Irwin helps Christie Carr forget she is childless.
d. Irwin is aggressive and dangerous to people.


Which words are unknown to you?

Slide 15 - Diapositive

De antwoorden ...
Meerkeuzevragen bij langere teksten worden vaak in het Engels gesteld.
Daarbij is het altijd belangrijk na te gaan of je begrijpt:
- wat er gevraagd wordt en 
- wat er in de antwoordmogelijkheden staat.


1. a
2. 1= juist, 2 = onjuist, 3 = juist, 4 = onjuist.
3. c.
4. care
5. d.

Slide 16 - Diapositive

To resume:
Four important 'tools' to succeed in reading tests:
  • strategy 
  • strategy 
  • vocabulary 
  • vocabulary
  • oh yeah..... and a lot of reading 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo