Woordenlijst Vaktaalwoorden Belastingdienst
Aangiftebelasting: Belasting waarbij de belastingplichtige zelf de verschuldigde belasting berekent en betaalt, zoals btw en loonbelasting.
Aanmerkelijk belang: Bezit van ten minste 5% van de aandelen, opties of winstbewijzen in een vennootschap (belast in box 2).
Aanslag: Officiële kennisgeving van de belastingdienst met daarin het te betalen bedrag aan belasting.
Aanslagjaar: Het jaar waarin de belastingaanslag wordt opgelegd.
Afschrijving: Het boekhoudkundig verwerken van waardevermindering van bedrijfsmiddelen over de gebruiksduur.
Belastbaar inkomen: Het inkomen waarover belasting moet worden betaald na aftrek van bepaalde posten.
Belastingjaar: Het jaar waarover belasting wordt geheven.
Belastingschijf: Deel van het inkomen dat tegen een bepaald tarief wordt belast.
Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR): Fiscale regeling die de overdracht van een onderneming aan de volgende generatie vergemakkelijkt.
Box 1: Belastingbox voor inkomen uit werk en woning (progressief belastingtarief).
Box 2: Belastingbox voor inkomen uit aanmerkelijk belang (vast tarief).
Box 3: Belastingbox voor inkomen uit sparen en beleggen (vermogensrendementsheffing).
Btw (Belasting toegevoegde waarde): Omzetbelasting die wordt geheven op de waarde die aan producten of diensten wordt toegevoegd.
C
Conserverende aanslag: Belastingaanslag waarbij uitstel van betaling wordt verleend onder bepaalde voorwaarden.
D
Deelnemingsvrijstelling: Vrijstelling van vennootschapsbelasting voor dividenden en vermogenswinsten op deelnemingen.