Spelontwikkeling bij kleuters: Welbevinden en betrokkenheid

Spelontwikkeling bij kleuters: Welbevinden en betrokkenheid

Leerdoel

Aan het einde van de les kunnen de studenten van de pabo uitleggen hoe de spelontwikkeling van een kleuter verloopt en weten ze wat welbevinden en betrokkenheid inhouden bij het observeren van spel.

Wat weet je al over de ontwikkeling van spel bij kleuters?

Wat is spelontwikkeling?

Spelontwikkeling bij kleuters verwijst naar de veranderingen en groei in het spelen van kinderen tussen 3 en 6 jaar oud.

Stadia van spelontwikkeling

Er zijn verschillende stadia van spelontwikkeling: functioneel spel, constructief spel, symbolisch spel en rollenspel.

Welbevinden en betrokkenheid

Welbevinden verwijst naar het gevoel van welzijn en tevredenheid tijdens het spel. Betrokkenheid is de mate waarin een kind opgaat in het spel.

Observeren van spel

Om welbevinden en betrokkenheid te observeren, let je op aspecten zoals lichaamstaal, expressie, interactie met anderen en concentratie.

Observatie-instrumenten

Er zijn verschillende observatie-instrumenten die gebruikt kunnen worden om spelontwikkeling, welbevinden en betrokkenheid te meten.

Interactieve activiteit

Laat de studenten een observatieopdracht uitvoeren waarbij ze het spel van een kleuter observeren en notities maken over het welbevinden en de betrokkenheid.

Bespreking van de observaties

Laat de studenten hun observaties delen en bespreek samen de aspecten van welbevinden en betrokkenheid die ze hebben waargenomen.

Reflectievragen

Stel enkele reflectievragen, zoals 'Wat heb je geleerd over spelontwikkeling en welbevinden?', om de studenten te laten nadenken over hun leerervaringen.

Samenvatting

Vat de belangrijkste punten van de les samen en benadruk het belang van spelontwikkeling, welbevinden en betrokkenheid bij kleuters.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.