B&F, spelling, blok 5 week 3 les 1

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

Spelling: blok 5 week 3 les 1

Doel: leren schrijven van het klankgroepenwoord stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Noem tropische woorden

Noem theewoorden

Noem zoveel mogelijk woorden van het uw-rijtje

Welke tijd?
jullie hebben gegoten

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
jullie gieten

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
jullie goten

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Werkwoorden

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat.

De stam is de ik-vorm: rennen, ik ren, dus ren is de stam.

Rennen:

Ik ren - hij rent - ren jij? (stam+t: ren + t = hij rent)

Binden:

Ik bind - hij bindt - bind jij? (stam+t: bind + t= hij bindt)

Tegenwoordige tijd. Vul het werkwoord in: verbinden
ik ............. Tom................. ...............jij?

Vul het werkwoord in: verbinden
Tegenwoordige tijd: de juf........................
Verleden tijd: de juf.........................
Voltooide tijd: de juf..........................

Vul het werkwoord in: houden
Tegenwoordige tijd: de juf........................
Verleden tijd: de juf.........................
Voltooide tijd: de juf..........................

Instructie

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden zijn klankgroepenwoorden. Bij het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord pas je de regels van het klankgroepenwoord toe en de regel: Stoffelijk bijvoeglijknaamwoord, dus met -en

1. de glazen tafel

2. de linnen broek
3 de gipsen beelden

Oefendictee

Stappenplan
1.  Luister naar het woord
2. Zeg het hardop na
3. Denk na, welke categorieën zitten erin?
4. Typ het woord in
5. Controleer het woord
--> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Wat is het hulpwerkwoord?

1. Heeft
2. juffrouw De Jong
3. de cadeaubon
4. gedaan

Wat is het voltooid deelwoord?

1. Heeft
2. juffrouw De Jong
3. de cadeaubon
4. gedaan

Wat is de persoonsvorm?

1. Heeft
2. juffrouw De Jong
3. de cadeaubon
4. gedaan

Wat is het onderwerp?

1. Heeft
2. juffrouw De Jong
3. juffrouw
4. de cadeaubon

Wat is het voorzetsels?

1. Heeft
2. de
3. een
4. in

Wat is een zelfstandig naamwoord?

1. Heeft
2. cadeaubon
3. in
4. een

Welk woordsoort is mand?

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandignaamwoord
3. voorzetsel
4. voegwoord

Hoe ging de les?

1. Makkelijk
2. Moeilijk
3. Gemiddeld

Goed gewerkt!

Succes met de volgende les!