Microbiologie 1 - Oefentoets

Microbiologie 1 - Oefentoets

Les 4 + 5
7 Levensvoorwaarden
 voor een micro-organisme


I.O. Smaakpolitie
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
VoedingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Microbiologie 1 - Oefentoets

Les 4 + 5
7 Levensvoorwaarden
 voor een micro-organisme


I.O. Smaakpolitie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze oefentoets:
- weet jij wat het vak microbiologie inhoudt
- kan jij een relatie leggen tussen hygiëne en microbiologie
- kan jij van een aantal personen, die belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling en kennis van de microbiologie, uitleggen wat deze personen hebben ontdekt.
- de student kan de vier soorten micro-organismen (m.o.) noemen;
- de student kan van elke soort micro-organismen kenmerken zoals de vorm, grootte, wijze van voortplanting en bijzondere eigenschappen noemen.
- Kan jij de 7 levens/groeivoorwaarden voor micro-organismen noemen;
- Kan jij de 7 levens/groeivoorwaarden voor micro-organismen uitleggen;
- Kan jij de invloed van de levens/groeivoorwaarden op de groei van de micro-organismen benoemen en voorspellen.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hygiëne is belangrijk in de voedingsmiddelenindustrie. Wat heeft dit te maken bij microbiologie?

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke ontdekking heeft Antonie van Leeuwenhoek gedaan?
A
Antibiotica
B
Vaccin tegen hondsdolheid
C
Pasteurisatietechniek
D
Microscoop

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet deze micro-organismen in de juiste volgorde,
van klein naar groot.
bacteriën - schimmels - virussen - gisten

Slide 5 - Question ouverte

virussen - bacteriën - gisten - schimmels
Welke bewering over bacteriën is niet juist?
A
Sommige maken een sporen.
B
Sommige kunnen pasteurisatie overleven.
C
Ze hebben altijd zuurstof nodig om te kunnen leven.
D
Onderscheiden mogelijk door Gram-kleuring.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een bacteriespore?
A
Een bacteriespore is een pad dat de bacterie maakt.
B
Een bacteriespore is een vorm van voorplanting
C
Een bacteriespore ontstaat als je bacteriën wil kweken.
D
Een bacteriespore is een overlevingsvorm.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemen we deze vier vormen van bacteriën?

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noemen we de manier van voortplanting bij gisten?

Slide 9 - Question ouverte

Gisten planten zich voort door middel van knopvorming of spruitvorming.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bewering over schimmels is niet juist?
A
Ze planten zich voort door middel van sporen.
B
Sommige kunnen zich inkapselen als de omstandigheden slecht zijn.
C
Ze kunnen niet zonder zuurstof leven.
D
Sommige kunnen een toxine maken.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke uitspraak hoort bij virussen?
A
Virussen hebben geen zelfstandige stofwisseling.
B
Virussen werken specifiek (één virus op één bepaalde cel).
C
Virussen planten zich voort door middel van een gastheercel.
D
Alle drie de uitspraken horen bij virussen.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat bedoelen we met de groei van micro-organismen? Gebruik de termen, aanpassingsfase, exponentiële fase, evenwichtsfase en afstervingsfase

Slide 13 - Question ouverte

Met de groei van micro-organismen bedoelen we de toename in aantal, voortplanting.
Wat is de Aw-waarde?
A
De hoeveelheid beschikbaar water in een product
B
De hoeveelheid water in een product
C
De hoeveelheid proceswater nodig voor een product

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Voedsel is een levensvoorwaarde voor micro-organismen. Welke twee voedingsstoffen kunnen micro-organismen gebruiken?

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef de pH-schaal en de betekenis hiervan

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Micro-organismen kun je indelen in drie groepen, psychrofiel, mesofiel en thermofiel. Wat betekent dit?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De term facultatief anaeroob betekent:
A
Heeft zuurstof nodig
B
Heeft geen zuurstof nodig
C
Kan met en zonder leven, voorkeur voor zonder
D
Kan met en zonder leven, voorkeur voor met

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat heeft een micro-organisme nodig om te kunnen leven/groeien? (7 levensvoorwaarden)

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke natuurlijke stoffen die vocht uit het product trekken worden bij de bereiding van voeding gebruikt?

Slide 20 - Question ouverte

suiker en zout
Welke conserveringstechnieken ken je?

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Met welke levensvoorwaarde heeft de techniek drogen te maken?

Slide 22 - Question ouverte

Drogen = vocht
Met welke levensvoorwaarde heeft de techniek roken te maken?

Slide 23 - Question ouverte

Roken = giftige stoffen
Met welke levensvoorwaarde heeft de techniek pasteuriseren te maken?

Slide 24 - Question ouverte

Pasteuriseren = temperatuur
Sleep de juiste techniek naar de juiste lev.voorwaarde.

Zuurstof
Zuurgraad
Temperatuur
Osmotische waarde
Pekelen
Steriliseren
Azijn toevoegen
fermenteren
Konfijten
Vacumeren
Gasverpakken
Invriezen

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Tips voor het leren:
  1. Neem de lessonUp les 1 goed door en maak een samenvatting
  2. Leer het schema vier op een rij (zie dashboard)
  3. Leer de oefenvragen levensvoorwaarden (zie dashboard)

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions