4. Het Ancien Régime

4. Het Ancien Régime
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

4. Het Ancien Régime

Slide 1 - Diapositive


Wie was de koning van Frankrijk gedurende 1643-1715?

A
Lodewijk XVI
B
Hendrik VIII
C
Willem III
D
Lodewijk XIV

Slide 2 - Quiz


Wat betekent rationalisme? Het rationalisme is…
A
een denkwijze waarin men meer hun ratio(verstand) gingen gebruiken in plaats van het geloof te vertrouwen.
B
een denkwijze waarin men geloofde wat de kerk hun vertelde en de wetenschap naast hun neer legden.
C
een denkwijze waarin men uit ging van de ratio(verstand) van de Paus.

Slide 3 - Quiz


Wat betekent het begrip "De Verlichting"?
A
Een denkstroming uit de 18e eeuw die het gebruik van verzen uit de Bijbel zien als de basis van de samenleving.
B
Een denkstroming uit de 18e eeuw die zegt dat alleen geleerden hun verstand mogen gebruiken.
C
Een denkstroming uit de 18e eeuw die het gebruik van het eigen verstand centraal stelde. Door meer kennis te verwerven is een betere samenleving te realiseren.
D
Een denkstroming uit de 18e eeuw die een betere samenleving willen realiseren door gebruik te maken van andermans verstand.

Slide 4 - Quiz

Leerdoel:
“Jullie kunnen aan het einde van de les uitleggen wat het verschil is tussen de eerste, tweede en de derde stand op het gebied van rechten en plichten.”

Slide 5 - Diapositive


  • De manier waarop de samenleving was georganiseerd voor de Franse Revolutie 
  • Koning aan het hoofd in deze maatschappij
  • Koning neemt alle belangrijke beslissingen: oorlog, vrede, rechtspraak, hoe veel belasting betaald moet worden en door wie

Franse koningen:
- Lodewijk XIV, XVen XVI dachten dat zij de macht over hun onderdanen rechtstreeks van God hadden ontvangen("Droit devin" = Goddelijk recht) 
Kaart uit 1708 van Europa 
Ancien Régime:

Slide 6 - Diapositive

  • Frankrijk was een standenmaatschappij: de maatschappij was in drie groepen (standen) verdeeld. Iedere groep had zijn   eigen rechten en plichten. Je kon niet zo makkelijk wisselen van groep.
  • Grote verschillen tussen de rechten en plichten van de drie standen. Derde stand was de grootste groep (90%) van het volk en de enige groep die belasting moest betalen.
  • Verschillen steeds vaker punt van discussie

Ancien Régime

Slide 7 - Diapositive

    Eerste stand:
De geestelijkheid
  Tweede stand:
        De adel
 Derde stand:
  De burgerij

Slide 8 - Diapositive

  • Geestelijkheid: mensen die voor de kerk werken
  • Koning helpen met bestuur, omdat zij als enige konden lezen (plicht)
  • Sommige geestelijken waren heel rijk en soms ook van adel (bijv. bisschoppen), maar de meesten waren arm(bijv. dorpspriesters)
  • Katholieke kerk bezit 10% van het land in Frankrijk
  • Hoeven geen belasting te betalen (recht)
  • Belangrijkste plicht: bidden voor het land, zorgen voor de zielen van de Fransen


De Eerste Stand: Geestelijkheid

Slide 9 - Diapositive

  • Adel: ontstaan in de Middeleeuwen. Mensen die veel grond bezaten en soldaten konden leveren kregen titels als ridder, graaf en hertog. Ze bestuurden een gebied voor de koning of keizer. Die titels werden overgeërfd door de oudste zoon en bleven zo in dezelfde familie. 
  • Belangrijkste inkomsten kwamen van het land dat zij bezaten: de huur (pacht) die boeren moesten betalen
  • Mochten belasting innen (recht)
  • Geen belasting betalen (recht
  • Plichten: zelf in het leger dienen en manschappen leveren, helpen bij het besturen van het land.          
  • Adel verlangde terug naar de Middeleeuwen toen de koning minder macht dan de adel had. 
De Tweede Stand: Adel

Slide 10 - Diapositive

  • Belasting betalen(Plicht
  • In het leger ten tijde van oorlog (Plicht)
  • Enorm verschil in rijkdom in de derde stand
  • Rijke mensen meest ontevreden, omdat ze niets te vertellen hadden, maar wel belasting betaalden
  • Nauwelijks rechten

Rijke mensen steeds belangrijker, omdat:          
1. De Verlichting bracht nieuwe manieren van denken over de burgers in een land (moeten meer te zeggen hebben)
2. Zij waren het meest belangrijk voor de economie in een land

De Derde Stand: de burgers en boeren
Burgers: in de Middeleeuwen waren dit de inwoners van een stad. in de 18e eeuw de naam voor alle mensen die geen geestelijkheid, adel of boeren waren. 
Bestond uit: onder andere werklieden (bakkers, timmermannen etc.) , dokters, advocaten => dit waren de rijkere burgers
Deel van de samenleving: 90%

Slide 11 - Diapositive

  • Steeds meer rijke burgers(steden)
  • Meeste Fransen woonde op het platteland en werkten als boer
  • Een deel van de boeren was erg arm, maar er waren ook rijke boeren
  • Boeren betalen pacht (huur) aan landeigenaar(vaak deel van de oogst)(Plicht)
  • Boeren moesten belastingen betalen:
  • grondbelasting (plicht) en 
  • belasting per persoon (omdat je bestaat) betalen(plicht)
  • "Gabelle belasting" (zoutbelasting)(plicht) => Erg gehaat, omdat je verplicht zeven pond(3.18kg) zout per persoon per jaar moest kopen of je dit nu nodig was of niet

                              Streng toezicht op het betalen van belastingen

Belastingen

Slide 12 - Diapositive

Verlichtingsdenkers: 

Rousseau: Iedereen is vrij en gelijk geboren, 
niemand mag over een ander persoon beslissen zonder dat hij er zelf mee instemt"

Locke: de koning moet luisteren naar de wil van het volk

Montesquieu: de macht kan niet in handen van één persoon zijn


                          Voor de derde stand klonk dat als muziek in de oren! 
Kritiek op de gang van zaken

Slide 13 - Diapositive

Politiek
  • De koning riep zo nu en dan het parlement bij elkaar
  • Hierin zaten vertegenwoordigers van de drie standen per stand bij elkaar die de koning advies mochten geven
  • Ieder stand had één stem als stand
  • Hierdoor kon de derde stand alleen iets voor elkaar krijgen als een andere stand met hen meestemde
  • Dit gebeurde eigenlijk nooit: de eerste en tweede stand stemden altijd hetzelfde....

Slide 14 - Diapositive

Welke stand of standen hadden privileges?
A
Boeren
B
Adel en geestelijken
C
Adel
D
Geestelijken

Slide 15 - Quiz

Welke van de drie standen is het belangrijkst?
A
geestelijken
B
adel
C
boeren en burgers
D
burgers

Slide 16 - Quiz

Welke standen hebben politieke macht?
A
1e en 2e stand
B
2e en 3e stand
C
1e en 3e stand

Slide 17 - Quiz


Lees de bron. 
Over welke stand gaat deze bron?
A
1ste stand
B
2de stand
C
3de stand
D
geen van deze standen

Slide 18 - Quiz

1e stand
2e stand
3e stand
Geestelijken
Adel
Boeren en burgers
Andere standen beschermen
Contact met God
Werken

Slide 19 - Question de remorquage

Welke probleem is afgebeeld?

Slide 20 - Question ouverte