4.4 + herhaling

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Afsluiting H4

Lever je PO in!

Wat gaan we doen vandaag?

Stof over Islam behandelen.

Bespreken hoe je gaat leren voor de toets.

Stof herhalen van hoofdstuk 4.

Een nieuw geloof

• Mohammed was de profeet van zijn god Allah en woonde in Mekka.​
  
• Profeet: Iemand die boodschappen van een god doorgeeft.​
• Hij vertelde de mensen over zijn god, maar de mensen wilden niet luisteren.​
  
• 622: Mohammed vlucht weg uit Mekka, naar Medina (begin islamitische jaartelling).​
  
• In Medina kreeg Mohammed wel veel aanhangers.​
• Veel mensen werden moslim, hun godsdienst heet de islam.
• Zij schreven de dromen van Mohammed op in de Koran.

Arabische geleerden

• Arabieren wisten veel van:
• Geneeskunde: ze konden al vroeg operaties uitvoeren en wisten veel over hygiëne.
• Wiskunde: ze gebruikten de getallen 0 t/m 9, in plaats van romeinse cijfers.
• Aardrijkskunde: ze maakten goede wereldkaarten.
• Kunst: ze bouwden mooie moskeeën en paleizen.

Leren voor de toets

• Leer de begrippen.
• Leer de Lessonups.
• Lees de tekst in het boek goed door.
• Beantwoord de vragen uit het proefwerkweekboekje in je schrift zonder je boek.
• Lukt dat niet? --> Leer dat stuk stof dan nog een keertje goed!
• Oefen werkboekopdrachten opnieuw.

Welk geloof hadden de Friezen (Noord-Nederlanders)?

1. Christendom
2. Natuurgodsdienst
3. Islam

Welk geloof hadden de Franken (Zuid-Nederlanders)?

1. Christendom
2. Natuurgodsdienst
3. Islam

Wie verspreidde het christelijke geloof?

1. Mohammed
2. Jezus
3. Willibrord
4. Bonifatius

Wat waren de taken van geestelijken?

1. Boodschappen doorgeven van God
2. Vechten tegen de Friezen
3. Het land besturen
4. De islam verspreiden

Wie leefden in kloosters?

1. Bisschoppen
2. De paus
3. Monniken en nonnen
4. De dominee

Welke rol had Karel de Grote?

1. Leenman
2. Leenheer
3. Ridder
4. Horige

Wat is GEEN taak van een leenman?

1. Het gebied besturen.
2. Helpen bij oorlog.
3. Belasting betalen.
4. Wetten bedenken.

Over wie verdeelde een leenman (graaf) zijn gebied?

1. Hertogen
2. Koningen
3. Ridders
4. Leenheren

Waarom kwam een horige op een domein wonen?

1. Omdat ze hard willen werken.
2. Omdat ze dan dichter bij God zijn.
3. Voor bescherming.
4. Om te vechten.

Welke van deze hoort niet bij de standenmaatschappij?

1. Geestelijken
2. Ridders
3. Adel
4. Boeren

Wat is waar over het drieslagstelsel?

1. Een van de drie akkers lag braak.
2. Er werd elk jaar op dezelfde akkers graan verbouwd.
3. Een van de drie akkers was een boomgaard.
4. Een van de drie akkers was van de ridder.

Wat hoort niet bij de Islam?

1. Moslims
2. Koran
3. Mohammed
4. Paus

Waar wisten Arabische geleerden niet veel vanaf?

1. Aardrijkskunde
2. Wiskunde
3. Biologie
4. Nederlands

Aan de slag

Maak op blz. 82 en 83 in je werkboek opdracht 1, 3, 4, 5 en 6.

Klaar? Ga zelf leren voor de toets.

Begrippenbingo

Je krijgt een bingokaart.

Ik lees een beschrijving van een begrip voor.

Jij streept het begrip door dat bij de beschrijving past.

Valse bingo = liedje zingen.

Goede bingo = prijs.

Lees goed je bingokaart door en zoek de begrippen op in de begrippenlijst. Op welke beschrijvingen moet je straks letten?