4 havo SGDC les 14

• duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Was machen wir denn heute?

- Wörter Seite 102 rechter Spalte 3 Minuten wiederholen und danach mündlich üben

-  Auftrag 22 einreichen

- Hausaufgaben besprechen/ korrigieren

- der neue PO wird erklärt 

- die Modalverben werden besprochen

- Lied: Haus am See

- Ihr macht selbständig Hausaufgaben für die nächste Stunde

3 Minuten in Ruhe Wörter Seite 102 (nur rechter Spalte) wiederholen

Antworten Aufgabe 24 und 25

Wörter Seite 102 üben

Beantworte die Fragen in ganzen Sätzen

1. Nenne 2 öffentliche Verkehrsmittel auf Deutsch.

2. Möchtest du später ein Motorrad fahren?

3. Warst du schon mal am Flughafen Rotterdam?

4. Machst du dieses Jahr Praktikum für Sozialkunde (= maatschappijleer)

5. Kennst du den Unterschied zwischen LKW und PKW?

6. Bist du umweltbewusst? 

Antworten Aufgabe 24 und 25

Antworten Aufgabe 24 und 25

1. b

2. a

3. b

4. a

Aufgabe 25

1. Düsseldorf

2. Düsseldorf 600.000 Einwohner, Nordrhein Westfalen 18 milj.

3. bv: Aldi, Rewe, Henkel, Lufthansa, ThyssenKrupp

4. Ruhrpott

Antworten Auftrag 27

1. liest

2. läufst

3. trifft

4. schläft

5. geschnitten, stößt

6. bekommen

7. gegangen

8. hält

9. fahrt

10. sprichst

Antworten Aufgabe 28

1. begabt

2. Einladung

3. ehrenamtlich

4. ähnlich

5. zur Verfügung haben

6. die Herkunft

7. eine Weile dauern

8. sich beteiligen

PO einen Werbefilm machen

In deze periode maken jullie in 2- of 3-tallen een reclamefilmpje. 

Je hebt hierbij 3 keuzes:

1. een promotiefilmpje voor NL vakantieland voor Duitse toeristen

2. een promotiefilmpje op locatie voor een stad hier in de buurt voor Duitse toeristen

3. een promotiefilmpje voor het kiezen van het vak Duits voor 3 havo leerlingen 

duur filmpje: 1 minuut voor 2-tal, 1,5 minuut voor 3-tal

voertaal:          Duits

wanneer:         woensdag 8 febr. in Classroom inleveren

weging:           1x

Schrijf eens op welke modale ww. je in het Duits weet

dürfen = mogen

können = kunnen

mögen = lusten/leuk vinden/ aardig vinden

wollen = willen

müssen = moeten (noodzaak)

sollen = moeten (bevel)

wissen = weten

Wist je nog, dat bij modale ww.

- de klinkers (behalve van sollen) in het enkelvoud  veranderen t.o.v. het hele ww.

            können  -> ich kann

            mögen  -> ich mag

            müssen -> ich muss

            wollen    -> ich will

            wissen   -> ich weiß

- de ich en er/sie/es-vorm hetzelfde is (ich kann - er kann)

- de voltooid deelwoord vormen allemaal op een -t eindigen

Ich darf betekent:

1. ik wil
2. ik durf
3. ik mag

Er soll betekent:

1. hij moet
2. hij wil
3. hij zal

mögen betekent:

1. houden van
2. mogen
3. lusten
4. aardig vinden

Hören -> Haus am See - Peter Fox

Vul tijdens het luisteren de gaten in de songtekst in

An die Arbeit!

An die Arbeit mit den Hausaufgaben -> 

machen: Auftrag 43, 44, 45, 52 (zuerst Seite 101 

lesen), 55 (einreichen!), Strategietraining 

(Seite 104-107)

lernen: Wörterliste blz. 103 linker kolom