Oorzaak-gevolg en voorbeeld

Nederlands 16-3
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons weg
  2. Lezen in leesboek
  3. Les van morgen
  4. Toets in PWW
  5. Theorie: verbanden en signaalwoorden
  6. Zelfstandig werken
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Nederlands 16-3
Wat gaan we doen deze les?
  1. Spullen op tafel en telefoons weg
  2. Lezen in leesboek
  3. Les van morgen
  4. Toets in PWW
  5. Theorie: verbanden en signaalwoorden
  6. Zelfstandig werken

Slide 1 - Diapositive

Toets in de PWW
Lezen H4,5,6 --> PTA-toets               100 minuten             telt 5x mee.

H4: Verbanden en signaalwoorden
H5: Mening, argument en conclusie
H6: Lay-out van een tekst

Slide 2 - Diapositive

Les van morgen
Toets Taal en Woordenschat niet gemaakt?

Dan kom je morgen het vijfde uur naar de les.

Heb je hem wel gemaakt? Dan hoef je niet naar de les te komen. 

Slide 3 - Diapositive

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden  --> voegwoorden

•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Verband --> structuur in een tekst

Slide 4 - Diapositive

Welke verbanden moet je kennen?
  • opsomming
  • tegenstelling
  • oorzaak-gevolg
  • voorbeeld





Slide 5 - Diapositive

Opsomming
Je noemt meerdere dingen over één onderwerp.

Te herkennen aan een dubbele punt:
En * of - 

Signaalwoorden:
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens


Slide 6 - Diapositive

Opsomming
Als ik ga werken, heb ik naast mijn tas ook het volgende nodig: sleutels, token, laptop en printpas. 

Voor een cake heb ik nodig:
  • Meel
  • Boter
  • Bloem
  • Eieren
  • Bakblik

Slide 7 - Diapositive

Tegenstelling
In de zin wordt het tegenovergestelde van iets genoemd.

Signaalwoorden:
Maar, echter, zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)


Slide 8 - Diapositive

Tegenstelling
Er stonden gisteren chips en noten op tafel, maar ik wilde ze niet eten.


School vind ik leuk, echter Nederlands vind ik vreselijk.


Aan de ene kant wil ik een Big Mac, aan de andere kant wil ik kipnuggets.

Slide 9 - Diapositive

Oorzaak – gevolg
Er is iets gebeurd (oorzaak) en dat heeft een bepaald effect (gevolg)

Signaalwoorden:
Door, doordat, waardoor, te danken aan


Slide 10 - Diapositive

Oorzaak - gevolg
Doordat ik mijn trui te heet heb gewassen, is hij nu te klein.
Oorzaak: ik heb mijn trui te heet gewassen
Gevolg: hij is nu te klein

Ik had niet goed geleerd voor mijn toets, waardoor ik een onvoldoende heb gehaald.
Oorzaak: ik heb niet goed geleerd voor de toets
Gevolg: ik heb een onvoldoende gehaald

Slide 11 - Diapositive


Voorbeeld/ toelichting
Er worden voorbeelden of een toelichting (uitleg) genoemd genoemd,

Signaalwoorden:
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld/toelichting

Een voorbeeld van een bekende sporter is Mbappé. 

Leuke boeken om te lezen zijn bijvoorbeeld: Bloedbroeders, Het Smelt en Cyberboy.

Er zijn veel regels op school, zoals het meenemen van je boeken en het maken van het huiswerk. 


Slide 13 - Diapositive

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waarin het verband 'tegenstelling' staat.

Slide 14 - Carte mentale

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waarin het verband 'oorzaak-gevolg' staat.

Slide 15 - Carte mentale

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waarin het verband 'opsomming' staat.

Slide 16 - Carte mentale

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waarin het verband 'voorbeeld/toelichting' staat.

Slide 17 - Carte mentale

Opdrachten maken

Maak de opdrachten 1 t/m 4 op blz. 90-95

Slide 18 - Diapositive