2122 4 havo periode 2

Week 43
proefwerk bespreken
Studiewijzer (zelftesten maak je zelf, voorbereiding op pw)
Uitleg CPI
taken deze week opdrachten 5.6 t/m 5.11
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare school

Cette leçon contient 23 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Week 43
proefwerk bespreken
Studiewijzer (zelftesten maak je zelf, voorbereiding op pw)
Uitleg CPI
taken deze week opdrachten 5.6 t/m 5.11

Slide 1 - Diapositive

periode 2 start
nieuwe studiewijzer.
taken op vrijdag controleren.
maatwerkuren
proefwerk einde van deze periode Lesbrief Jong & Oud H.6 t/m 8 en Lesbrief Vragers en Aanbieders H.1 en 2

Slide 2 - Diapositive

Indexcijfers
Indexcijfer = verhoudingsgetal 

Voorbeeld jouw lengte nu t.o.v. jouw lengte in 2015. 
Wat is het indexcijfer voor jouw lengte (in 2021 t.o.v. 2015)?

Lengte in vergelijkingsjaar / lengte in het basisjaar x 100

Slide 3 - Diapositive

Indexcijfers
Indexcijfer = verhoudingsgetal, is geen percentage. 



Slide 4 - Diapositive

Indexcijfers
Indexcijfer = verhoudingsgetal, is geen percentage

Je kan de procentuele verandering er wel van afleiden.
Indexcijfer 140 => 40 % toename t.o.v. basisjaar (100)
Indexcijfer 95 => 5 % afname t.o.v. basisjaar (100)

Slide 5 - Diapositive

Consumenten-prijs-indexcijfer (CPI)
CBS berekent de inflatie met het CPI.
  • Bepaling van het goederenmandje
  • Bepaling van de wegingsfactoren
  • Omzetting van prijzen in (partiële) prijsindexcijfers
  • Berekening van het consumentenprijsindexcijfer (CPI)
  • Berekening verandering CPI (% stijging => inflatie)

Slide 6 - Diapositive

Wat is wat? Wat is CPI? Wat is inflatie?

Slide 7 - Diapositive

Consumenten-prijs-indexcijfer (CPI)
Kijkopdracht: welke stappen herken je in de video?
CBS berekent de inflatie met het CPI.
  • Bepaling van het goederenmandje
  • Bepaling van de wegingsfactoren
  • Omzetting van prijzen in indexcijfers
  • Berekening van het consumentenprijsindexcijfer (CPI)
  • Berekening verandering CPI (% stijging => inflatie)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

maak opdracht 5.6 en 5.7
timer
1:00

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld

Berekenen consumentenprijsindexcijfer (CPI)

Hieronder staat een (zeer) versimpeld voorbeeld (met maar 5 productgroepen) van hoe we het CPI berekenen.
1: wegingsfactor en prijsverandering zijn gegeven.





Slide 11 - Diapositive

2: maken van een partieel prijsindexcijfer (is niet echt nodig, maar maakt stap 3 eenvoudiger)


3: maken CPI:

CPI = 0,35 x 120 + 0,25 x 90 + 0,15 x 110 + 0,35 x 130 = 126,5


Dat wil dus zeggen dat de prijsstijging ten opzichte van het basisjaar 26,5% is.

Slide 12 - Diapositive

Oefenopgave 1: Berekenen CPI

a) Vul laatste kolom (partieel prijsindexcijfer) in.




b) Bereken het CPI.
c) Hoeveel bedraagt de prijsstijging ten opzichte van het basisjaar?

Slide 13 - Diapositive

Uitwerking oefenopgave 1

a)




b) CPI = 0,4 x 120 + 0,3 x 105 + 0,2 x 90 + 0,1 x 110 = 108,5
c) Er is dus in dit voorbeeld een prijsstijging van 8,5% ten opzichte van het basisjaar.

Slide 14 - Diapositive

week 43 les 2
Bespreken opdracht 5.7
verder met koopkracht 

Slide 15 - Diapositive

Nominaal versus reëel

Slide 16 - Diapositive

Nominaal versus reëel
  • De nominale waarde is de waarde uitgedrukt in geld

  • De reële waarde geeft aan hoeveel je ermee kunt kopen

Slide 17 - Diapositive

Nominaal versus reëel
De nominale waarde is de waarde uitgedrukt in geld
  • De Among Us knuffel kost € 17,97
  • Mijn inkomen is € 3.600,-
De reële waarde geeft aan hoeveel je ermee kunt kopen
  • Ik kan met mijn inkomen 200 Among Us knuffels kopen.


Slide 18 - Diapositive

Nominaal indexcijfer
Het nominale indexcijfer is de groei + 100
Bijvoorbeeld, als de groei ten opzicht van een basisjaar 5% is, is het nominaal indexcijfer 105.


Slide 19 - Diapositive

Reëel indexcijfer

Het reële indexcijfer is de groei gecorrigeerd voor de inflatie. In feite zegt het iets over de waarde van iets, dus hoeveel je ergens van kunt kopen, m.a.w. de koopkracht.


inflatie is de stijging van het algemeen prijspeil.

Hiervoor maken we gebruik van het consumentenprijsindexcijfer (CPI).


Slide 20 - Diapositive

RIC = NIC / PIC x 100
reëel indexcijfer is RIC
nominaal indexcijfer is NIC
prijsindexcijfer is PIC (=dus het CPI)

Slide 21 - Diapositive

Reëel indexcijfer =

nominaal indexcijfer / prijsindexcijfer x 100

Om van een nominaal indexcijfer een reëel indexcijfer te maken, moet je het corrigeren voor inflatie. We hebben daarvoor het prijsindexcijfer.


Je gebruikt steeds de formule reëel indexcijfer = nominaal indexcijfer / prijsindexcijfer x 100 of: ric = nic / pic x 100

Slide 22 - Diapositive

week 44 les 1

Slide 23 - Diapositive