H5 constante en variabele kosten

H5 variabele en constante kosten
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H5 variabele en constante kosten

Slide 1 - Diapositive

Kosten terugverdienen
Om te bepalen welke kosten je allemaal terug moet verdienen is het belangrijk om inzicht te hebben in deze kosten:
Hoeveel kosten heb je? 
Hoe deel je de kosten in?
-> Kostprijs berekenen

Slide 2 - Diapositive

Constante en variabele kosten
Constante kosten:
Deze veranderen niet mee als je meer of minder 'produceert'
Variabele kosten:
Deze veranderen wél mee als je meer of minder 'produceert'
Verdeling van de kosten:

Slide 3 - Diapositive

Noem voorbeelden van constante kosten.

Slide 4 - Question ouverte

Constante Kosten
voorbeelden:
- de huisvestingskosten
- rentekosten
- afschrijvingskosten
- personeelskosten (vast in dienst)

Slide 5 - Diapositive

Noem voorbeelden van variabele kosten.

Slide 6 - Question ouverte

Variabele kosten
voorbeelden:
- inkoopkosten
- verzendkosten
- verpakkingsmateriaal
- personeelskosten (oproep)

Slide 7 - Diapositive

Fietsfabriek 
- Reclamekosten
- Afschrijvingskosten
- Loon vaste dienst
-Loon oproepkrachten
- Fietsonderdelen
- Machines
- Huur
- Verpakkingsmaterialen
Welke kosten zijn constant en welke zijn variabel? Doe de sleepvraag! 

Slide 8 - Diapositive

Constante kosten
Variabele kosten
Machines
Afschrijvingskosten
Huur
Fietsonderdelen
Loon oproepkrachten
Loon in vaste dienst
Reclamekosten
Verpakkingsmateriaal

Slide 9 - Question de remorquage

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Standaardkostprijs
Standaardkostprijs=  C + V
                                             N    W

Waarom C gedeeld door N?
Waarom V gedeeld door W?


Slide 12 - Diapositive

Standaardkostprijs
bij winkels
Adviesprijs of marge

Constante kosten x 100% = % over ck
Normale omzet

Variabele kosten x 100% = % over vk
Begrote omzet

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Wat betekent BEA en BEO?

Slide 15 - Question ouverte

BEA = Break Even Afzet
Hoeveel stuks moet ik verkopen om mijn kosten terug te verdienen?
Het aantal verkochte producten waarbij de opbrengsten en kosten aan elkaar gelijk zijn.

Slide 16 - Diapositive

Break even afzet
Hoe hoog moet de afzet zijn om quitte te spelen, oftewel
wanneer heb ik met de dekkingsbijdrage de CK terugverdiend?
CK
bea = ----------             
( prijs - vk) 

bea = 250.000 / ( 34 - 22 ) = 20.834

Slide 17 - Diapositive

Constante kosten = 50000
Verkoopprijs = 22 euro
Variabele kosten = 17 euro
Wat is de BEA?

Slide 18 - Question ouverte

Hoe maken we van de Break-even afzet de Break-even omzet?

Slide 19 - Question ouverte

Bezettingsresultaat
Er wordt gekeken naar de doorberekende constante kosten en de werkelijke constante kosten. 
We gaan dus kijken of we meer of minder constante kosten hebben gemaakt dan dat we hadden verwacht. 

Slide 20 - Diapositive

bezettingsresultaat
(WN)xNC

Slide 21 - Diapositive

Bezettingsresultaat
Overbezetting -> werkelijk is groter dan berekend.
Onderbezetting -> werkelijk is kleiner dan berekend. 

Slide 22 - Diapositive

Huiswerk afgelopen les
t/m opdracht 20



Slide 23 - Diapositive

Gewenste afzet
Hoeveel producten moet een ondernemer afzetten om zijn gewenste nettowinst te behalen.

Slide 24 - Diapositive

Veiligheidsmarge

Slide 25 - Diapositive

Veiligheidsmarge
  • Verschil tussen de daadwerkelijke en de Break-even
  • Wordt vaak in een % uitgedrukt

  • Formule
                                  Werkelijke afzet - BEA
                                         Werkelijke afzet                                   x100%
                                 Werkelijke omzet - BEO
                                         Werkelijke omzet                                 x100%

Slide 26 - Diapositive