2hv - les 1&2 P1 - intro, oostenrijk en quiz

   Deutsch!    

2hv
Les 1 P1
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

   Deutsch!    

2hv
Les 1 P1

Slide 1 - Diapositive

Studienführer
Voorbereiding voor les 2:
Einleitung: Wunderschönes Österreich


verwerkingsopdrachten na les 2:
maken:  Schritt 1

Slide 2 - Diapositive

Unterrichtsziele
- Landeskunde:
je bent bekend met het Duitstalige gebied in Europa (Oostenrijk)

  -Lezen:
    je kunt korte mededelingen begrijpen

- hulpwerkwoord: werden

Slide 3 - Diapositive

3 & 4
boek h(v)
klascode: 
JVEZWF

Slide 4 - Diapositive

2024-2025
Toets 1                    + spreekopdrachten: MO
Toets 2                   + PO
Toets 3                    + luister- & leestoets
Toets 4                    + Todesfuge-projekt
Toets 5

Slide 5 - Diapositive

D-A-CH landen
van groot naar klein
A
Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Luxemburg, Liechtenstein
B
Liechtenstein, Luxemburg, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland
C
Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Luxemburg, Liechtenstein
D
Oostenrijk, Duitsland, Zwitserland, Liechtenstein, Luxemburg

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Lien

Schritt 17 & 18
17 = Lezen: A2 - Je kunt eenvoudige, korte aanwijzingen begrijpen
18 = Luisteren: A2 - je kunt alledaagse gesprekken begrijpen
beide: modale werkwoorden

Slide 8 - Diapositive

Was wisst ihr noch?

Slide 9 - Diapositive

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 10 - Question de remorquage

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 11 - Question de remorquage

Meine Familie ... sehr groß.
A
bist
B
ist
C
sind
D
seid

Slide 12 - Quiz

Ich ... einen Hund.
A
bist
B
haben
C
habst
D
habe

Slide 13 - Quiz

Wat betekent Frühstück ?
A
stukje
B
ontbijt
C
visstick
D
vroeg opstaan

Slide 14 - Quiz

Wat betekent Familienmitglieder?
A
vrije tijd
B
verheugt zich
C
familieleden
D
rijbewijs

Slide 15 - Quiz

Welk Duitse woord betekent
vakantie?
A
Urlaub
B
Vacances
C
Vakantion
D
Ferien

Slide 16 - Quiz

Hoe zeg je in het Duits
alsjeblieft?

Slide 17 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Duits
graag?

Slide 18 - Question ouverte

Hoe zeg je in het Duits
Wat zegt u?

Slide 19 - Question ouverte

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein-
B
ihr-
C
sein-
D
unser-

Slide 20 - Quiz

Hoe schrijf je in het Duits:?
zijn broer

Slide 21 - Question ouverte

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 22 - Quiz

Hoe schrijf je in het Duits:?
haar telefoon

Slide 23 - Question ouverte

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 24 - Quiz

Hoe schrijf je in het Duits:?
uw telefoon

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Wer hat Urlaub in Deutschland gemacht?
wel
nee

Slide 27 - Sondage

In welchen europäischen Ländern wird deutsch gesprochen?

Slide 28 - Carte mentale

Sag mal:

- wie du heißt;
- wie alt du bist;
- ob und wieviel Geschwister du hast;
- wo du wohnst;
- ob und welche Haustiere du hast ;


Slide 29 - Diapositive

Wie geht es euch heute?

Slide 30 - Diapositive

Schrijf nu een hobby van jezelf op in het Duits!

Slide 31 - Question ouverte

Was ist das schönste / coolste/ beste,
dass du diesen Sommer gemacht hast?

Slide 32 - Diapositive

Tschüss und Dankeschön!

Slide 33 - Diapositive

an die Arbeit!
maken: 
Schritt 17 & 18

in je boek 
OF 
online (Edition)
Tschüssi
Schönes Wochenende

Slide 34 - Diapositive