Een koolhydraat kan een monosacharide (1 monomeer), disacharide (2 monomeren) of polysacharide (meer dan 2 monomeren) zijn.
Deze structuren staan in Binas 67F
Slide 5 - Diapositive
In Binas 67F staan de structuren van een aantal monosachariden en disachariden weergegeven.
Let op, hierin staan de C-tjes in de ring niet getekend!
Slide 6 - Diapositive
wat is de molecuulformule van dit monosacharide?
A
CH₇O₆
B
C₆H₇O₆
C
C₆H₁₂O₆
D
kun je niet zien
Slide 7 - Quiz
opletten!
Deze twee moleculen zijn exact hetzelfde!
In Binas67F1 zijn C- en H-atomen weggelaten: elk hoekpunt is een C (behalve de O, die is getekend) en elke hoek moet met 1H aangevuld worden zodat elke C vier bindingen heeft. de molecuulformule glucose is: C6H12O6
Slide 8 - Diapositive
disacharide
twee glucose moleculen verbonden met een O atoom vormen samen een disacharide.
Dit is ook een koolhydraat.
Slide 9 - Diapositive
twee moleculen glucose koppelen aan elkaar door het afsplitsen van water.
Dit type reactie heet een condensatiereactie.
Daarbij komt H2O vrij.
Slide 10 - Diapositive
polysachariden
Slide 11 - Diapositive
Vorming di/polysacharides
Disachariden en polysachariden ontstaan door condensatiereactie tussen monosachariden, waarbij monosachariden aan elkaar worden gekoppeld door een zuurstof tussen de ringen: ~C-O-C~
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
hydrolyseis de omgekeerde reactie van de vorming van disachariden: met behulp van een enzym wordt de ~C-O-C~ binding verbroken en water toegevoegd. Er ontstaan weer 2 OH-groepen aan de twee losse monosachariden.
hydrolyse: reactie met water waarbij losse monosachariden ontstaan
Slide 14 - Diapositive
Controleer goed hoe je de OH-groep vast tekent aan de ring. Het O-atoom moet altijd aan de C in de ring zitten (O kan 2 bindingen), het H-atoom moet altijd alleen aan het zuurstofatoom zitten (H kan maar één binding hebben)!
hydrolyse = afbraak
Slide 15 - Diapositive
Met wat voor reactie wordt een disacharide gevormd uit 2 monosachariden?
A
Fotosynthese
B
Hydrolyse
C
Condensatie
D
Additie
Slide 16 - Quiz
→
Slide 17 - Diapositive
een polysacharide heeft de formule: (C₆H₁₀O₅)₈₀ Uit hoeveel monosachariden bestaat dit polysacharide?
A
6
B
80
C
480
D
geen idee
Slide 18 - Quiz
UITLEG: een polysacharide heeft de formule: (C₆H₁₀O₅)₈₀
Uit hoeveel monosachariden bestaat dit polysacharide?
er zitten 80 eenheden met de formule C₆H₁₀O₅ in het polymeer. 80 monosachariden dus.
Hieronder staan er 3, de unit C₆H₁₀O₅ herhaalt zich, 80 x.
Slide 19 - Diapositive
Als n = 80, wat komt dan op de ...?
maak eerst kloppend zonder 'n':
C₆H₁₀O₅ + ... H₂O → ... C₆H₁₂O₆ wordt:
C₆H₁₀O₅ + 1 H₂O → 1 C₆H₁₂O₆ ; en dan 'n' invullen:
(C₆H₁₀O₅)n + n H₂O → n C₆H₁₂O₆ ; bij n=80 wordt het dan
(C₆H₁₀O₅)₈₀ + 80 H₂O → 80 C₆H₁₂O₆
bekijk: (C₆H₁₀O₅)n + ... H₂O → ... C₆H₁₂O₆
Slide 20 - Diapositive
Micro - macro
Je kunt op twee verschillende manieren naar stoffen kijken:
Macro niveau: Water is vloeibaar, kleurloos.
Micro niveau: Watermoleculen kunnen waterstofbruggen vormen omdat het -OH groepen bevat.
nu volgens een paar micro-macro oefeningetjes...
Slide 21 - Diapositive
Magnesiumatomen hebben een sterke metaalbinding
A
Macro
B
Micro
Slide 22 - Quiz
Koperdraad is buigzaam
A
Macro
B
Micro
Slide 23 - Quiz
honing smaakt zoet
A
Macro
B
Micro
Slide 24 - Quiz
glucose is wateroplosbaar vanwege de vele -OH groepen
A
Macro
B
Micro
Slide 25 - Quiz
A
Macro
B
Micro
Slide 26 - Quiz
terug naar de koolhydraten... Wat gebeurt er bij "hydrolyse"
A
er komt water vrij bij de
afsplitsing van monosachariden
B
er is water nodig bij de afbraak van polysachariden
C
er komt water vrij bij de
opbouw van disachariden
D
er is water nodig bij de opbouw van polysachariden
Slide 27 - Quiz
examenvraag (invullen op volgende slide)
Slide 28 - Diapositive
leg uit dat door hydrolyse van sacharose het massa% suikers toeneemt
Slide 29 - Question ouverte
uitwerking
Hydrolyse is een reactie met water. Hierbij wordt de ~C-O-C~ binding verbroken, en wordt H2O ingebouwd. Zo ontstaan weer losse monosachariden, met extra -H en -OH, hierdoor wordt hun massa, en dus het massa% suikers in honing hoger.
Slide 30 - Diapositive
Welke van de onderstaande stoffen behoren tot de koolhydraten?
A
ribose
B
cellulose
C
glycogeen
D
chitine
Slide 31 - Quiz
waar zijn enzymen van gemaakt?
A
vetten
B
zetmeel
C
koolhydraten
D
eiwitten
Slide 32 - Quiz
Klaar?
Goed gewerkt!
Maak uit het boek Chemie Overal H12 opdrachten 2 en 8 (blz. 132 en 133)