Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
FINALE
tegenstanders
SUCCES!
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen training 1 + 2
Ik weet wat de eenheden van lengte zijn en kan deze koppelen met voorbeelden uit de praktijk.
Ik ken het trappetje van eenheden van lengte uit mijn hoofd.
Ik weet wanneer ik moet delen door 10 of keer 10 moet doen als ik gebruik maak van het trappetje.
Ik kan lengtematen omrekenen.
Ik kan verschillende lengtematen bij elkaar optellen.
Ik kan rekenen met eenheden van lengte in verhaaltjessommen.
Ik kan de lengtematen van een vlak figuur in dezelfde eenheid zetten.
Ik kan de omtrek van een vierkant, rechthoek en driehoek berekenen.
Ik kan de omtrek van een samengesteld figuur berekenen.
Slide 2 - Diapositive
Bereken en vul in. 25 cm + 3,84 m + 170 mm ... dm
Slide 3 - Question ouverte
Slide 4 - Diapositive
Bereken en vul in. 0,75 dam + 690 cm + 83 dm = ... dm
Slide 5 - Question ouverte
0,75 dam = 0,75 x 10 x 10 = 75 dm
690 cm = 690 : 10 = 69 dm
75 + 69 + 83 dm = 227 dm
Slide 6 - Diapositive
Bereken en vul in. 63,4 hm + 2870 m + 591 dam = ... km
Slide 7 - Question ouverte
63,4 hm = 63,4 : 10 = 6,34 km
2870 m = 2870 : 10 : 10 : 10 = 2,87 km
591 dam = 591 : 10 : 10 = 5,91 km
6,34 + 2,87 + 5,91 = 15,12 km
Slide 8 - Diapositive
De trap van de Grebbeberg heeft 176 treden. De trap is 24,6 m hoog. Bereken hoeveel centimeter één trede is. Rond af op hele centimeters. Typ: getal spatie eenheid
Slide 9 - Question ouverte
Slide 10 - Diapositive
Het eiland Texel heeft een eigen vliegveld, Texel International Airport. Het vliegveld heeft twee grasbanen. De langste baan is 1115 m en de kortste 630 m. Bereken de lengte van de kortste baan in kilometers. Typ getal spatie eenheid.
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
Bereken de omtrek in decimeters.
Typ: getal spatie eenheid
Slide 13 - Question ouverte
Slide 14 - Diapositive
Ik weet wat de eenheden van lengte zijn en kan deze koppelen met voorbeelden uit de praktijk. Ik ken het trappetje van eenheden van lengte uit mijn hoofd. Ik weet wanneer ik moet delen door 10 of keer 10 moet doen als ik gebruik maak van het trappetje. Ik kan lengtematen omrekenen. Ik kan verschillende lengtematen bij elkaar optellen.
Reflectie leerdoelen training 1 + 2
A
Ging erg goed. Kleine foutjes begrijp ik en blijf ik op trainen.
B
Ging nog niet zo goed, maar door goed te blijven trainen komt het goed.
C
Ik vind het moeilijk, maar begrijp het wel. Ik moet veel blijven trainen.
D
Ik vind het nog erg moeilijk en heb extra hulp nodig bij het trainen.
Slide 15 - Quiz
Leerdoelen training 3 + 4
Ik weet dat ik bij de oppervlakte de “vierkante…” eenheid moet gebruiken.
Ik weet wanneer ik moet delen door of keer 100 moet doen als ik gebruik maak van het trappetje.
Ik kan oppervlaktematen omrekenen.
Ik kan rekenen met eenheden van oppervlakte in verhaaltjessommen.
Slide 16 - Diapositive
Bereken en vul in. 34 are + 45 ca + 7100 dm² = ... m²
Slide 17 - Question ouverte
Slide 18 - Diapositive
Vul in. 9,4 ha + 72000 dm² + 15,6 are = ... m²
Slide 19 - Question ouverte
9,4 ha = 9,4 x 100 x 100 = 94000 m²
72000 dm² = 72000 : 100 = 720 m²
15,6 are = 15,6 x 100 = 1560 m²
94000 + 720 + 1560 = 96280 m²
Slide 20 - Diapositive
Een nieuwe woonwijk wordt gebouwd op een stuk grond van 32,8 ha. Voor elke woning is 350 m² grond beschikbaar. Hoeveel woningen kunnen in deze wijk gebouwd worden? Rond af op een geheel getal.
Slide 21 - Question ouverte
Slide 22 - Diapositive
Een gemeente stelt 0,63 ha beschikbaar voor de aanleg van volkstuintjes. De oppervlakte per volkstuin is 140 m². Bereken hoeveel volkstuintjes er in totaal aangelegd kunnen worden. Vul in: In totaal kunnen er ... volkstuintjes aangelegd worden.
Slide 23 - Question ouverte
Slide 24 - Diapositive
Langs een akker met een lengte van 0,46 km loopt een weg. Naast de weg wordt een strook grond met een breedte van 10,5 m ingezaaid. Per vierkante meter betaal je €0,03 voor het zaaigoed.
Bereken hoeveel het zaaigoed kost voor deze strook grond?
Slide 25 - Diapositive
Langs een akker met een lengte van 0,46 km loopt een weg. Naast de weg wordt een strook grond met een breedte van 10,5 m ingezaaid. Per vierkante meter betaal je €0,03 voor het zaaigoed.
Bereken hoeveel het zaaigoed kost voor deze strook grond?
Slide 26 - Diapositive
Een fietspad van 1,6 km lang en 1,80 m breed moet bestraat worden. Het bestraten kost € 31,75 per m². Bereken hoeveel het bestraten van dit fietspad kost.
Vul in: Het bestraten van dit fietspad kost € ....... .
Slide 27 - Question ouverte
Slide 28 - Diapositive
Reflectie leerdoelen training 3 + 4
A
Ging erg goed. Kleine foutjes begrijp ik en blijf ik op trainen.
B
Ging nog niet zo goed, maar door goed te blijven trainen komt het goed.
C
Ik vind het moeilijk, maar begrijp het wel. Ik moet veel blijven trainen.
D
Ik vind het nog erg moeilijk en heb extra hulp nodig bij het trainen.
Slide 29 - Quiz
Leerdoelen training 5 + 6
Ik kan de oppervlakte uitrekenen van een vierkant en rechthoek.
Ik kan de oppervlaktematen van een vlak figuur in dezelfde eenheid zetten.
Ik weet hoe ik een samengesteld figuur kan verdelen in verschillende vlakke figuren.
Ik kan de oppervlakte berekenen van een samengesteld figuur.
Slide 30 - Diapositive
Bereken de oppervlakte van de figuur.
Vul in: De oppervlakte van de figuur is ... cm².
Slide 31 - Question ouverte
oppervlakte ① 26 × 10 = 260 cm²
oppervlakte ② 14 × 4 = 56 cm²
oppervlakte ③ 38 × 8 = 304 cm²
260 + 56 + 304 = 620 cm²
De oppervlakte van de figuur is 620 cm².
Slide 32 - Diapositive
Bereken de oppervlakte van de figuur.
Vul in: De oppervlakte van de figuur is ... cm².
Slide 33 - Question ouverte
oppervlakte ① 36 × 6 = 216 cm²
oppervlakte ② 15 x 6 = 90 cm²
oppervlakte ③ 30 x 9 = 270 cm²
216 + 90 + 270 = 576 cm²
De oppervlakte van de figuur is 576 cm².
1
2
3
Slide 34 - Diapositive
Reflectie leerdoelen training 5 + 6
A
Ging erg goed. Kleine foutjes begrijp ik en blijf ik op trainen.
B
Ging nog niet zo goed, maar door goed te blijven trainen komt het goed.
C
Ik vind het moeilijk, maar begrijp het wel. Ik moet veel blijven trainen.
D
Ik vind het nog erg moeilijk en heb extra hulp nodig bij het trainen.
Slide 35 - Quiz
Leerdoelen training 7
Ik kan de basis en hoogte in een driehoek aangeven.
Ik kan de oppervlakte van een driehoek berekenen.
Slide 36 - Diapositive
Welke formule hoort er bij het berekenen van de oppervlakte van een driehoek? Typ zonder spaties.
Slide 37 - Question ouverte
Bereken de oppervlakte. Elk hokje is 1cm bij 1cm.
Typ zonder spaties.
Slide 38 - Question ouverte
0,5 x 3 x 2 = 3 cm²
zijde
hoogte
Slide 39 - Diapositive
Bereken de oppervlakte. Elk hokje is 1cm bij 1cm.
Typ zonder spaties.
Slide 40 - Question ouverte
0,5 x 5 x 2 = 5 cm²
zijde
hoogte
Slide 41 - Diapositive
Bereken de oppervlakte. Elk hokje is 1cm bij 1cm.
Typ zonder spaties.
Slide 42 - Question ouverte
0,5 x 5 x 3 = 7,5 cm²
zijde
hoogte
Slide 43 - Diapositive
Bereken de oppervlakte. Elk hokje is 1cm bij 1cm.
Typ zonder spaties.
Slide 44 - Question ouverte
0,5 x 2 x 2 = 2 cm²
zijde
hoogte
Slide 45 - Diapositive
Bereken de oppervlakte. Elk hokje is 1cm bij 1cm.
Typ zonder spaties.
Slide 46 - Question ouverte
Bereken de oppervlakte.
32 + 10 = 42 cm
0,5 x 42 x 24 = 504 cm²
Slide 47 - Diapositive
Bereken de oppervlakte. Elk hokje is 1cm bij 1cm.
Typ zonder spaties.
Slide 48 - Question ouverte
Bereken de oppervlakte.
24 + 24 = 48 cm
0,5 x 48 x 32 = 768 cm²
Slide 49 - Diapositive
Leerdoelen training 8 (EXTRA)
Ik ken de begrippen cirkel, straal, diameter (middellijn) en middelpunt.
Ik weet wat p (pi) betekent en dat p (pi) afgerond 3,14 is.
Ik kan p (pi) gebruiken op mijn rekenmachine.
Ik ken de omtrekformule van een cirkel uit mijn hoofd
Ik kan de omtrek van een cirkel berekenen door middel van de omtrekformule van de cirkel.
Ik ken de oppervlakteformule van een cirkel uit mijn hoofd.
Ik kan de oppervlakte van een cirkel berekenen door middel van de oppervlakteformule van de cirkel.
Slide 50 - Diapositive
Reflectie leerdoelen training 8
A
Ging erg goed. Kleine foutjes begrijp ik en blijf ik op trainen.
B
Ging nog niet zo goed, maar door goed te blijven trainen komt het goed.
C
Ik vind het moeilijk, maar begrijp het wel. Ik moet veel blijven trainen.
D
Ik vind het nog erg moeilijk en heb extra hulp nodig bij het trainen.