Opdracht: onderstreep de Franse woorden die het antwoord geven en noteer het nummer van de vraag in de kantlijn.
- Hoe oud is Nathan?
- Waar gaat hij heen?
- Met wie gaat hij op reis?
- Wat is zijn favoriete voetbalclub?
Slide 5 - Diapositive
Les vacances de Nathan - réponses
Per tweetal:
Vergelijk je antwoorden met degene die naast je zit.
Hebben jullie hetzelfde antwoord? Zo niet, overleg met elkaar welk antwoord juist is.
Klassikaal: Wat zijn de juiste antwoorden en waar heb je dat terug gevonden in de tekst?
Slide 6 - Diapositive
Intensief lezen - voorbereiding
Individueel: Lees de Franse vragen bij de tekst Les vacances de Nathan. Onderstreep de woorden die je niet kent. Klassikaal: bespreken. Beantwoord nu zelf de 5 questions, geef antwoord in het Nederlands.
Slide 7 - Diapositive
Les vacances de Nathan
Individueel:
Lees de Franse beweringen bij vrai/faux
Onderstreep de woorden die je niet kent.
Klassikaal: bespreken.
Slide 8 - Diapositive
Les vacances de Nathan
Individueel: Geef aan of de beweringen waar (vrai) of niet waar zijn (faux).
Per tweetal: vergelijk je antwoorden met elkaar. Als jullie verschillende antwoorden hebben, kijk dan opnieuw naar de teksten kom samen tot één antwoord.
Slide 9 - Diapositive
Grammaire
Hoe herken je een présent?
Hoe herken je een passé composé?
Hoe herken je een futur proche?
Nathan attends l’autocar.
Nathan a attendu l’autocar
Nathan va attendre l’autocar
Slide 10 - Diapositive
Travailler
Alinea 1: onderstreep alle werkwoorden die in de présent staan.
Alinea 2: onderstreep alle werkwoorden die in de passé composé staan.
Alinea 3: onderstreep alle werkwoorden die in de futur proche staan.