Betrekkelijke voornaamwoorden

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Betrekkelijke voornaamwoorden

Who

Gebruik je voor personen.

Bas, who always talks, sits over there.

Which

Gebruik je voor dieren, dingen of plaatsen.

Yassin lives in Pijnacker, which is close to Berkel.

That book, which is mine, is red.

whose

Van wie/ wiens

Whose bag is this? 

whom

whom is altijd gecombineerd met het woord 'with' --> met wie

With whom are you going to the party?

That

Kan je gebruiken in plaats van who of which.

Let op: Alleen als je de informatie achter that nodig hebt om te kunnen begrijpen waar de rest van de zin over gaat. (dus als er geen komma's in de zin staat)

That - voorbeeld

Bas, who always talks, sits over there.

Bas, that always talks, sits over there.

Children that are born in 2000 are smart.

Het is belangrijk om te weten dat het gaat om kinderen die in 2000 geboren zijn, daarom that.

"My sister ______ plays piano loves to sing."

1. that
2. who
3. which

"The car ______ I bought in 2011 is broken." "So what about your other car?

1. that
2. who
3. which

The boy, _____ lives at Spinelstreet 2, is Always crying.

1. that
2. who
3. which

I live in Rotterdam, ______ is in South Holland

1. that
2. who
3. which

That is the girl _______ bag was stolen.

1. who
2. with whom
3. whose
4. which

Do you have someone _______ you can meet after school?

1. who
2. with whom
3. whose
4. which