Hoofdstuk 3.1 Krachten herkennen

H3: Krachten 
Introductie
§ 3.1 Krachten herkennen
§ 3.2 Krachten meten
§ 3.3 Nettokracht
§ 3.4 Krachten in werktuigen
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H3: Krachten 
Introductie
§ 3.1 Krachten herkennen
§ 3.2 Krachten meten
§ 3.3 Nettokracht
§ 3.4 Krachten in werktuigen

Slide 1 - Diapositive

Boek
VMBO Basis: boek 3-vmbo-b ed. MAX hoofdstuk 4
VMBO Kader: boek 3-vmbo-k ed. MAX hoofdstuk 3
VMBO TL: boek 3-vmbo-gt ed. MAX hoofdstuk 3
Havo: 3-havo ed. MAX hoofdstuk 2


Slide 2 - Diapositive

3.1 Krachten herkennen

Eigenschappen:
   * Zijn niet zichtbaar
   * De gevolgen zijn soms zichtbaar

Gevolgen van krachten:
   *  Snelheid
   *  Richting
   *  Vormverandering  
        => Tijdelijk (elastisch)
        => Blijvend (plastisch)

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen 3.1 Krachten herkennen
  1. Je kunt de effecten van een kracht benoemen.
  2. Je kunt verschillende soorten krachten beschrijven.
  3. Je kunt de drie eigenschappen van een krachtenpijl benoemen.
  4. Je kunt een kracht tekenen als een pijl met het juiste aangrijpingspunt en de juiste richting.

Slide 4 - Diapositive

Krachten
De wind kan een kracht op je uitoefenen. 

Die kracht is niet altijd even groot en werkt ook niet steeds in dezelfde richting. 

Hoe merk je dat?

Slide 5 - Diapositive

Krachten herkennen
Krachten zie je niet, wel (vaak) het gevolg.

Er kan een bewegingsverandering zijn (snelheid, richting) of vormsverandering.

Slide 6 - Diapositive

Krachten in je omgeving
Overal om je heen werken krachten
De volleyballer in figuur 1 slaat met kracht tegen de bal.
Die kracht kun je niet zien. 

Je ziet wel de effecten van de kracht:
  1. door de kracht verandert de richting van de bal, 
  2. door de kracht verandert ook de snelheid van de bal.
  3. ook de vorm van de bal verandert, want de kracht maakt een deuk in de bal.   

Door een kracht verandert een voorwerp van richting, van snelheid of van vorm.


Slide 7 - Diapositive

Krachten in je omgeving
Overal om je heen werken krachten
Een touwtrekwedstrijd is een goed voorbeeld.



  • Spierkracht waarmee de touwtrekkers zich afzetten.
  • Spankracht in het touw. 

Slide 8 - Diapositive

Soorten krachten
Er zijn verschillende soorten krachten. 
Om ze van elkaar te onderscheiden, geef je ze een naam zoals  zwaartekracht, spierkracht en veerkracht. 
Spierkracht:
Kracht die je uitoefent door je spieren in je lichaam aan te spannen, bijvoorbeeld om iets op te tillen.
Veerkracht:
Kracht die een veerkrachtig voorwerp uitoefent op een ander voorwerp, als het wordt uitgerekt of ingedrukt.

Slide 9 - Diapositive

Soorten krachten
Spankracht:
Kracht die een touw, kabel of ketting uitoefent op een ander voorwerp, als het touw, de kabel of de ketting strak wordt gespannen.

Zwaartekracht:
Kracht waarmee de aarde (of een ander hemellichaam) een voorwerp naar zich toe trekt. De zwaartekracht is ervoor verantwoordelijk dat voorwerpen naar beneden vallen.






















Slide 10 - Diapositive

Soorten krachten
Magnetische kracht:
Aantrekkende of afstotende kracht die een magneet uitoefent doordat hij magnetisch is.


















Slide 11 - Diapositive

Soorten krachten
Spierkracht (Fspier)
Veerkracht (Fv)
Zwaartekracht (Fz)
Magnetische kracht (Fm)
Spankracht (Fspan)
 

Slide 12 - Diapositive

Soorten vervorming
Een voorwerp kan blijvend vervormd raken. Dit is plastisch, zoals een botsende auto.

Ook kan een voorwerp elastisch vervormen, 
 zoals bij een bal of elastiek. Dan keert het 
zonder de kracht terug naar 
de oorspronkelijke toestand.

Slide 13 - Diapositive

Massa
Massa is niet hetzelfde als gewicht!

Slide 14 - Diapositive

Oefenopgaven
Oefenopgaven maken

Slide 15 - Diapositive

Krachten tekenen
Een kracht heeft ...
  • een richting;
  • een grootte;
  • een aangrijpingspunt.
Aangrijppunt is het contactpunt tussen twee voorwerpen (waar de voorwerpen elkaar raken).
Als er geen contactpunt tussen twee voorwerpen is dan is het aangrijppunt het midden van het voorwerp (bij de zwaartekracht is dit bijvoorbeeld het geval). 

Slide 16 - Diapositive

Krachten tekenen
Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt. 
Een kracht teken je als een pijl. 

Voor het tekenen van krachten gelden drie regels:
• de lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan;
• de richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan;
• het beginpunt van de pijl geeft het aangrijpingspunt van de kracht aan.

Slide 17 - Diapositive

Krachten tekenen
Wil je de zwaartekracht tekenen, dan moet je alle massa van een voorwerp samengebald in één punt denken: het zwaartepunt. 
Meestal ligt het zwaartepunt midden in het voorwerp. 

De pijl van de zwaartekracht grijpt aan in 
het zwaartepunt en wijst altijd naar beneden. 
Het zwaartepunt wordt in een tekening aangegeven met een bolletje.

Slide 18 - Diapositive

Zwaartekracht
Fz = m x g

Fz = zwaartekracht in Newton
m = de massa in kilogram
g = 10 of 9,8 N/kg

Slide 19 - Diapositive

Natuurkunde boek
VMBO Basis: paragraaf 4.2
VMBO Kader: paragraaf 3.1 opdracht 1 t/m 15 (11 dus tekenen)
VMBO TL: paragraaf 3.1 opdracht 1 t/m 12 (6 dus tekenen)
Havo: paragraaf 2.1 opdracht 1 t/m 9

Slide 20 - Diapositive

Waar wil je nog extra uitleg over?

Slide 21 - Carte mentale

Afsluiting: we weten.................
  1. Je kunt de effecten van een kracht benoemen.
  2. Je kunt verschillende soorten krachten beschrijven.
  3. Je kunt de drie eigenschappen van een krachtenpijl benoemen.
  4. Je kunt een kracht tekenen als een pijl met het juiste aangrijpingspunt en de juiste richting.

Slide 22 - Diapositive

Ik snap de leerdoelen:
Je kunt met behulp van een grafiek bepalen hoe hoog het dauwpunt is.
Je kunt uitleggen van welke factor de hoogte van het dauwpunt afhangt.
Je kunt stap voor stap beschrijven op welke manier stapelwolken ontstaan.
Je kunt het verschil beschrijven tussen mooi weerwolken en buienwolken.
Je kunt beschrijven op welke manier de bliksem en de donder ontstaan.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje....

Slide 23 - Quiz