Oefentoets verleden tijd

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1-4

Past Simple

The past simple

Today:

Herhaling verleden tijd.

Woordjes leren

Doel: Je weet hoe je de verleden tijd gebruikt in het Engels.

Grammar: Past simple

PAST SIMPLE

Past Simple

Gebruik je: als iets in het verleden is gebeurd en is afgelopen / als iets op een specifiek moment in het verleden was

Herkenningswoorden: 

vaak een duidelijke tijdsbepaling in het verleden

yesterday, ...ago, last ..., in ..., 

Past Simple: regelmatig - bevestigend

	I / you / he / she/ it / we / they
walk	ww + ed (walked)
live	ww eindigend op -e + d (lived)
carry	medeklinker -y ->ww + ied (carried)
step	klinker - p-> pp (stepped)

vb: 

I walked, he played, they used, we smiled

Past simple: onregelmatig

2e rijtje van de onregelmatige werkwoorden

blz. 113-114 in je boek.

Deze mag je bij deze les gebruiken.

Past Simple: To Be

+	I was	You were	He was
-	I was not	We were not	She was not
?	Was I	Were they	Was it?

Past Simple: Questions

Bij alle werkwoorden:

Did + onderwerp + hele werkwoord

Je vervoegt dus helemaal niks!!!

Examples:

Did you go?

Did she see?

Did they find?

Past Simple: Questions

Is er een Hulpwerkwoord - Was/were of could/would

dan komen deze aan het begin.

Was your mum in Italy two weeks ago?

Could you take photos during the flight?

Stel je een WH-vraag (who, what, which, when, where, how) dan komt dit aan het begin.

Where was Jenn last Thursday?

How could they leave without their passports?

Past Simple: ontkenning

Bij alle werkwoorden:

Onderwerp + didn't + hele werkwoord

Je doet helemaal niks met het woord zelf!!!!

Examples:

I didn't go

He didn't see

We didn't find

Past Simple: Negations

Bij  was/were of would of hulpwerkwoorden zoals could en would voeg je n't(not) toe.

She wasn't in Italy last summer.

Rick and Bo weren't happy to leave France.

I couldn't see the Mona Lisa in Paris.

Regular verbs

Irregular verbs

lived

drove

walked

bought

fed

listened

verb+ed

irregular verb

climb

have

jump

walk

eat

play

run

Regular verbs

Irregular verbs

rise

walk

lose

stick

skip

dance

spend

Past Simple:

Wat geef je aan met de past simple?

1. Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Iets dat NU aan de gang is.
3. Iets dat is gebeurd in het verleden.
4. Iets dat begon in het verleden en nu nog steeds bezig is.

Past Simple:

Wat is de regel van de Past Simple?

1. hele ww+ - ed
2. hele ww+-s
3. vorm van to be + hele ww+ -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

De Past Simple gebruik je...

1. bij iets in de toekomst
2. bij iets in het heden
3. bij iets uit het verleden
4. bij iets in het verleden en heden

Past Simple:
Welke zin staat in de Past Simple?

1. She was living in the city.
2. She lived in the city.
3. She has lived in the city.
4. She has been living in the city.

Fill in the correct Past Simple form:
Nancy ....... with her friends yesterday.

1. plays
2. played
3. plaied
4. did played

Choose the correct Past Simple form:
Famke Louise ...... another bad concert last night.

1. haved
2. gived
3. has done
4. gave

Choose the correct Past Simple form:
The teacher....... me how to use the Past Simple yesterday.

1. teached
2. taughted
3. taught
4. teaches

Choose the correct Past Simple form:
In July 2019 Boris Johnson ..... the Prime Minister of the UK.

1. became
2. become
3. becomed
4. becamed

Choose the correct Past Simple form:
I .... them a nice story

1. telled
2. did telled
3. did told
4. told

Maak een vraag:
John made lunch.

Maak een vraag:
I was in Paris two weeks ago.

Maak een vraag:
They were in Amsterdam last week.

Maak een vraag:
The girl had breakfast.

Maak een vraag:
I could ski ten years ago.

Maak een ontkenning:
I ate a sandwich.

Maak ontkennend:
Daniel played in the park

Maak een ontkenning:
We went shopping.

Maak een ontkenning:
I could walk when I was one.

Maak een ontkenning:
I should go to America.

Hoe maak je een vraag met de past simple?

Hoe maak je een ontkenning met de past simple?

My dad ... (to cook) yesterday.

I ... (like) chocolate when I was young.

... (he - eat) pizza every day last month?

My sisters ... (to be) really annoying at a young age.