Klas 3 H3 + H7 toets

Wat is geen voorbeeld van een fossiele brandstof?
A
aardgas
B
aardolie
C
zonne-energie
D
steenkool
1 / 37
suivant
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Wat is geen voorbeeld van een fossiele brandstof?
A
aardgas
B
aardolie
C
zonne-energie
D
steenkool

Slide 1 - Quiz

Waarom staat een elektriciteitscentrale vaak in de buurt van een rivier?
A
vanwege de mooie omgeving
B
om voldoende koelwater te hebben
C
om het warme water te kunnen lozen
D
omdat daar genoeg plaats is

Slide 2 - Quiz

wat is de eenheid van energie
A
Newton
B
Watt
C
Joule
D
Kelvin

Slide 3 - Quiz

1 MJ = .......... J
A
1 000 000 J
B
1 000 000 000 J
C
1 000 J
D
10 J

Slide 4 - Quiz

Welke vorm van energie en afval komt er uit een kolencentrale?
A
afvalwarmte & elektrische energie.
B
Verpakkingen van snoepjes & zwaarte-energie
C
zwart water & stroom

Slide 5 - Quiz

Wat is een voordeel van windenergie boven de chemische energie van een verbranding.
A
Windenergie is goedkoper
B
Windenergie is altijd te gebruiken (ieder moment dat het nodig is).
C
Windenergie geeft meer energie
D
Windenergie is beter voor het milieu

Slide 6 - Quiz

Een zonnepaneel wordt getest. Als er 500 W aan stralingsenergie op het paneel valt, levert dit 450 W warmte op. De rest van de stralingsenergie wordt omgezet in elektrische energie.

Hoe groot is het rendement van het zonnepaneel?

A
90 %
B
50 %
C
11 %
D
10 %

Slide 7 - Quiz

Welke bewering over zonnecollectoren is waar?
A
Een zonnecollector bestaat uit een groot aantal zonnecellen
B
Een zonnecollector slaat zonne-energie op in water.
C
Een zonnecollector zet zonlicht om in elektrische energie.
D
Een zonnecollector zet zonnewarmte om in elektrische energie.

Slide 8 - Quiz

Zonne energie
Aardolie
Kernenergie
windenergie
Steenkool
Waterkracht

Slide 9 - Question de remorquage

waar
waar
niet waar
niet waar
niet waar
Zonne-energie wordt gebruikt om stralingsenergie op te wekken.
Zonne-energie wordt chemische energie genoemd.
Voorwerpen die zonne-energie absorberen, worden warm.
Planten zetten zonne-energie om in koolstofdioxide en water.
Planten zetten zonne-energie om in chemische energie.

Slide 10 - Question de remorquage

Vul in:
2496 kJ = ....J

Alleen het getal, geen eenheid (gebruik indien nodig een komma bij decimale getallen! Geen punt!)

Slide 11 - Question ouverte

Vul in:
2496 J = ....KJ

Alleen het getal, geen eenheid (gebruik indien nodig een komma bij decimale getallen! Geen punt!)

Slide 12 - Question ouverte

Zonne-energie is
A
windenergie
B
bewegingsenergie
C
elektrische energie
D
stralingsenergie

Slide 13 - Quiz


Met tekst  Ez = m . g . h berekenen we:
A
de zwaartekracht
B
de zwaarte energie
C
de hoogte
D
de massa

Slide 14 - Quiz

Vul het ontbrekende woord in:
In een dynamo wordt .......... energie omgezet in elektrische energie!
A
chemische
B
bewegings
C
elektrische

Slide 15 - Quiz

5 liter water valt van een hoogte van 7 meter naar beneden. Bereken de zwaarte-energie
A
350 joule
B
3500 joule
C
35 watt
D
350 watt

Slide 16 - Quiz

De formule voor zwaarte energie is:
A
Ez = P x t
B
Ez = m x g
C
Ez = U x I
D
Ez = m x g x h

Slide 17 - Quiz

De eenheid van energie is
A
Joule
B
Watt
C
Kilogram
D
Liter

Slide 18 - Quiz

B is?
timer
0:10
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 19 - Quiz

A is?
timer
0:10
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 20 - Quiz

Met het deeltjesmodel kun je de faseovergangen verklaren.

Wat is het belangrijkste verschil tussen de moleculen in een vloeistof en in een gas?

timer
0:10
A
In een vloeistof hebben de moleculen een vaste plaats.
B
In een vloeistof zitten de moleculen dichter op elkaar
C
In een vloeistof zijn de moleculen groter.
D
In een vloeistof zijn de moleculen kleiner.

Slide 21 - Quiz

Welke faseovergang
zie je hier?
timer
0:10
A
Rijpen
B
Sublimeren (vervluchtigen)
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 22 - Quiz

Welke fase overgang
zien we hier?

timer
0:10
A
Koken
B
Smelten
C
Verdampen
D
vervluchtigen (sublimeren)

Slide 23 - Quiz

C is?
timer
0:10
A
Vloeibaar
B
Gasvormig
C
Vast

Slide 24 - Quiz

Welke faseovergang
is dit?
timer
0:10
A
Verdampen
B
Vloeistof
C
Condenseren
D
Sublimeren

Slide 25 - Quiz

Als de temperatuur 100 graden Celsius is, wat is dan de temperatuur in graden Kelvin?

Slide 26 - Question ouverte

Het kookpunt van kwik is 630 graden Kelvin. Hoeveel graden Celsius is dit?

Slide 27 - Question ouverte

In een autoband is een hoge gasdruk.
Wat veroorzaakt die gasdruk in de autoband?
A
De moleculen botsen met enorme aantallen tegen de wand.
B
De moleculen botsen steeds meer tegen elkaar aan.
C
De moleculen liggen zo dicht op elkaar, dat er geen plaats meer is voor nieuwe moleculen.
D
De moleculen stoten elkaar af en duwen daardoor tegen de wand aan.

Slide 28 - Quiz

De temperatuur kan niet lager worden dan het absolute nulpunt.
Het absolute nulpunt ligt bij:
A
-89 °C
B
-189 °C
C
-273 °C
D
-373 °C

Slide 29 - Quiz

Na het indampen blijft achter...
timer
0:10
A
Het oplosmiddel
B
De oplossing
C
Het mengsel
D
De opgeloste stof

Slide 30 - Quiz

Filtreren gebruik je om een … van een … te scheiden
timer
0:10
A
gas - vaste stof
B
Vaste stof - vloeistof
C
vloeistof - gas
D
opgeloste stof - vloeistof

Slide 31 - Quiz

Hoe heet de stof wat achter blijft in de filter bij het filtreren?
timer
0:10
A
Filtraat
B
Rendement
C
Residu
D
Heeft geen naam

Slide 32 - Quiz

Uitleg
Sleep de blauwe vlakjes (met een plaatje of beschrijving erin) naar de juiste scheidingsmethode. Let op! Sommige kunnen bij meerdere scheidingsmethodes. 
Waterkoker met kalkaanslag
timer
1:00
Filtreren
Indampen
Extraheren
Suiker uit water halen
Geur- en smaakstoffen uit de theeblaadjes halen

Slide 33 - Question de remorquage

Hoeveel elementen heeft het water molecuul?
H2O
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 34 - Quiz

Hoeveel elementen heeft een ethanol (alcohol) molecuul?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 35 - Quiz

Wat is ontleden?
A
Kapot maken van atomen
B
Scheiden van moleculen
C
Opsplitsen van moleculen
D
Verbranden van atomen

Slide 36 - Quiz

Welke deeltjes bevinden zich in de atoomkern?
A
Atomen
B
Protonen + neutronen
C
Protonen + elektronen
D
Elektronen + neutronen

Slide 37 - Quiz