Les 1 H1 vraag

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Economie

Wat we vandaag gaan doen:

• Voorstellen
• Hoe gaan we werken
• Introductie onderwerpen
• Hoofdstuk 1 theorie
• examenopdracht oefenen
• Begin opdrachten

Voorstellen

Hoe gaan we werken?

• Volgens de planner (te vinden in Teams)
• Bij vragen? contact opnemen via Teams
• 21 lesweken: snelcursus voor het examen
• Wie is nog niet toegevoegd in Teams?

Wat verwacht ik van jullie?

• Dat je altijd je huiswerk maakt, ook als je een les mist
• Dat je je huiswerk nakijkt
• Dat je direct vragen stelt als die er zijn
• Dat je bij je materiaal kunt in Magister 

Resultaten

• Drie schoolexamens die allemaal 30% meetellen voor je SE
• Een document, bestaande uit 2 kleine opdrachten 2 klaslokaalexperimenten die 10% meetellen voor je SE

Wat betekent 'economie' volgens jou?

Volgens de Van Dale:

"De wetenschap die het menselijk streven naar welvaart als onderwerp heeft"

Wat gebeurt hier eigenlijk?

Welke gevolgen heeft dit (eventueel)?

Conclusies:

• lager aanbod = hoge prijs (bij hoge vraag)
• prijs(in)elasticiteit
• Gebrek aan substitueerbaar product
• Een factor van vraag is budget

H1: De vraag naar producten

Wanneer stijgt de prijs?

1. Als de vraag hoger is als het aanbod
2. Als de vraag lager is als het aanbod
3. Wanneer de vraag en het aanbod gelijk zijn
4. Geen van bovenstaande

Prijs wordt bepaalt door 2 componenten

Vraag: positief verband met de prijs

aanbod: negatief verband met de prijs

Maar gaat het altijd alleen over een verkoopprijs?

Andere 'prijzen'

• Hoogte salarissen (vraag en aanbod van arbeid)
• Hoogte rente (vraag en aanbod van vermogen) 
• Aandelenkoersen (vraag en aanbod naar bepaald aandeel)

De individuele vraag

Een vraag ontstaat, wanneer iemand

een behoefte wil bevredigen

Hoe komen we erachter wat de betalingsbereidheid is?

Wat heb je over voor een concert van bijvoorbeeld Roxy Dekker?

Wat heb je over voor zo'n concert?

het concert kost €25,-

Wat is het consumentensurplus per persoon?

de (individuele) vraag is afhankelijk van 5 factoren:

• individuele voorkeuren
• beschikbare budget
• aanwezigheid van substitueerbare producten
• het bestaan van complementaire producten
• exogene factoren 

Van individuele naar collectief consumentensurplus

Prijsverandering

Als prijzen veranderen, verandert de gevraagde hoeveelheid, maar hoeveel verandert de gevraagde hoeveelheid?

1.3 Prijselasticiteit

Geeft aan hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid verandert als gevolg van een prijsverandering

Prijselasticiteit

prijselasticiteit =  procentuele verandering gevraagde Hoeveelheid    
                                                                  Procentuele verandering Prijs

Inkomenselasticiteit

% verandering in het aantal gevraagde producten

                 % verandering in het inkomen

2 typen goederen:

• Normale goederen
  - Luxe goederen
  - Noodzakelijke goederen
• inferieure goeden 
  

Noem voor jou een inferieur goed (1) een noodzakelijk goed (2) en een luxe goed (3)

Luxegoed

Inferieur goed

Noodzakelijk goed

Inkomenselasticiteit boven 1

Inkomenselasticiteit tussen 0 en 1

Inkomenselasticiteit <0

Inferieur goed

Noodzakelijk goed

Luxe goed

Opdrachten maken