Oefenen les 53, 29 en 37

Oefenen les 53, 29 en 37
Verwijswoorden, bijvoeglijk naamwoorden, persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Oefenen les 53, 29 en 37
Verwijswoorden, bijvoeglijk naamwoorden, persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 2 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen

Slide 3 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 4 - Quiz

Vul aan:
fantastisch - .... - ....

Slide 5 - Question ouverte

Vul aan:
weinig - ... - ....

Slide 6 - Question ouverte

Dus:
Is het gelijk/hetzelfde?
- dan krijg je ALS

Is het een verschil?
- dan wordt het DAN

Slide 7 - Diapositive

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ..... zoute.
A
als
B
dan

Slide 8 - Quiz

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ..... Peter.
A
als
B
dan

Slide 9 - Quiz

Veel leerlingen werken liever alleen ...... in een groepje.
A
als
B
dan

Slide 10 - Quiz

Wendy is minstens even druk .... haar broertje.
A
als
B
dan

Slide 11 - Quiz

Verwijswoorden

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Ezelsbruggetje
De - woorden --> deze, die 

Het- woorden --> dit, dat

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Bijvoeglijk naamwoorden

Slide 16 - Diapositive

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 17 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 18 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 19 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 20 - Quiz

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 21 - Quiz

Trappen van vergelijking

1. de stellende trap:           klein
2. de vergrotende trap:        kleiner
3. de overtreffende trap:     kleinst

Slide 22 - Diapositive

Hoe schrijf je de trappen van vergelijking?

de stellende trap: zo eenvoudig mogelijk
de vergrotende trap: zet -er of -der achter de stellende trap
de overtreffende trap: zet -st achter de stellende trap

klein - kleiner - kleinst
dapper - dapperder - dapperst

Slide 23 - Diapositive

Vul aan:
fantastisch - .... - ....

Slide 24 - Question ouverte

Vul aan:
weinig - ... - ....

Slide 25 - Question ouverte

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 26 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoord: duidt een persoon of ding aan.
- Ik ben docent. 
- Hij is erg cool.
- Ik mag jullie erg graag.
- Die vriend van jou.

Slide 27 - Diapositive

Bezittelijke voornaamwoorden
Bezittelijk voornaamwoord: duidt het bezit aan van iemand. Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord!
- Het is mijn bal.
- Dat is haar trui.
- Dit is jouw pen.

Slide 28 - Diapositive

Wat zijn de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in het volgende liedje?

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Vidéo

Ken ik ... niet ergens van?
A
jou
B
jouw

Slide 31 - Quiz

Het is ook in ... belang dat je meewerkt.
A
jou
B
jouw

Slide 32 - Quiz

Ik laat ... niet langer wachten.
A
jou
B
jouw

Slide 33 - Quiz

... verhaal slaat echt nergens op.
A
Jou
B
Jouw

Slide 34 - Quiz

Ik heb jou/jouw een mooie kaart gestuurd.
A
jou
B
jouw

Slide 35 - Quiz

De mensen op de voorste rij kunnen de conversatie wellicht beter volgen dan ons/ wij
A
ons
B
wij

Slide 36 - Quiz

Wij zijn op zoek naar een handige jongen zoals jij/ jou.
A
jij
B
jou

Slide 37 - Quiz

Hun/ ze vinden het moeilijk de beslissing van de scheidsrechter te accepteren.
A
hun
B
ze

Slide 38 - Quiz

Noteer het bezittelijk voornaamwoord:
Ik had al voorspeld dat jouw plan zou mislukken.

Slide 39 - Question ouverte

Noteer het bezittelijk voornaamwoord:
We hebben allemaal ons best gedaan.

Slide 40 - Question ouverte

De laatste...

Slide 41 - Diapositive

Noteer het bezittelijk voornaamwoord:
Hun woorden hebben veel indruk op mij gemaakt.

Slide 42 - Question ouverte

Dat was 'm!

Slide 43 - Diapositive