PTA fictie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

PTA fictie 1/4

Fictie vs non-fictie

fictie is verzonnen

non-fictie is niet verzonnen

Fictie

Fictie

Fictie

Non-fictie

Non-fictie

Non-fictie

Genre

Categorie van een boek, bijvoorbeeld: detectives of historische boeken. Je vindt het plaatje op de rug van het boek. 

Verhalen vs klassiekers

Verhalen die bijna iedereen kent, noemt je klassiekers.

Kies de klassieker

1. Mel Wallis de Vries, Wreed
2. Roodkapje
3. Het leven van een loser

Probleemboeken

Veel boeken gaan over jongeren met een probleem, denk aan problemen met zichzelf, ouders, school of vrienden.

Spannende verhalen

Verhalen die zo spannend zijn, dat je graag wilt weten hoe het afloopt. 

Historische verhalen

Verhalen die zich afspelen in het verleden. Een schrijver verzint vaak dingen erbij om het verhaal leuker te maken. Je leert hoe de wereld was in die tijd.

Literatuur vs lectuur

Onduidelijke grens

Literatuur wordt meer tot kunst gerekend

Lectuur heeft minder diepgang is meer voorspelbaar

Vaak een happy end, open plekken zijn ingevuld

Wie bepaalt wat literatuur of lectuur is?

1. De lezer zelf
2. De schrijver van het boek
3. Kenners en recensenten
4. Literatuurprijzen

Realistische verhalen

Fictie, maar lijkt erg op de werkelijkheid. 

Je verbeeld je gebeurtenissen en personages tijdens het lezen. 

Fantasy

Juist niet realistisch. 

Science fiction.

realistisch verhaal

fantasy

(auto)biografie

autobiografie = beschrijving van eigen leven

biografie = beschrijving van iemand anders zijn leven

proza 

verhalende fictieteksten

1. kort verhaal

2. roman

3. novelle (tussen 1 en 2 in)

Boek en film

Beide kan (non-)fictie zijn.

Woorden vs beelden.

Boek naar film = verfilming.

Letterlijk vs figuurlijk taalgebruik

Je zegt wat je bedoelt.

Je zegt iets anders dan je bedoelt.

Het regent.

1. Letterlijk taalgebruik
2. Figuurlijk taalgebruik

De hemel huilt

1. Letterlijk taalgebruik
2. Figuurlijk taalgebruik

Gedichten en poëzie

- Vaak weinig woorden met een bijzondere indeling

- Mag rijmen, hoeft niet

- Vaak houd een poëet zich niet aan de taalregels

- Alinea = strofe 

Rijm

Eindrijm = de laatste woorden van de regel rijmen

Beginrijm = veel woorden van het gedicht beginnen met dezelfde letter

Klankrijm = Veel woorden in het gedicht hebben dezelfde klank

Oogrijm = Lijkt te rijmen, maar spreek je het hardop uit, dan rijmt het toch niet

Hij kijkt naar het licht
En ziet haar gezicht

1. eindrijm
2. beginrijm
3. klankrijm
4. oogrijm

De ochtend raakt je aan in licht
en nauwelijks merkbaar gapen

1. eindrijm
2. beginrijm
3. klankrijm
4. oogrijm

Liesje leerde lotje lopen

1. eindrijm
2. beginrijm
3. klankrijm
4. oogrijm

Ze spelen in een bandje
en geven elkaar een handje

1. eindrijm
2. beginrijm
3. klankrijm
4. oogrijm