P4, les 3 - NED FORM 2F+3F

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Periode 4, les 3 (NED 2F+3F)

Hoofdstuk 1: Samenhang in je tekst 

§ 1.3 Opbouw van je tekst

Oefentoets hoofdstuk 1

Online terug te vinden onder het kopje ‘FORM1' 

Lesdoelen: 

§ 1.3  - Je gebruikt verschillende manieren om de opbouw van je tekst duidelijk te maken.

Goedgebekt

De student breidt zijn/haar woordenschat verder uit.
 

Venijnige woordendictee

De student oefent met de spelling van moeilijke horeca gerelateerde woorden.

    

Hoe goed is jouw woordenschat?
Laten we dat eens bekijken!

Wat betekenen de volgende uitdrukkingen, gezegdes, etc.?

Antwoord zo goed en snel mogelijk.
Succes!

    

1. De burgemeester is beschuldigd van corruptie.

1. wanprestaties
2. overdreven autoritair gedrag
3. omkoping

2. De talentvolle speler zal daar goed gedijen.

1. Zal een grote vriendenkring krijgen.
2. Het zal hem goed gaan.
3. Zal zich goed inzetten.

3. Vind je dat drugsgebruik gedoogd moet worden in Nederland?

1. oogluikend toegestaan
2. streng verboden
3. genegeerd

4. Op miraculeuze wijze ving hij het glas net op tijd op.

1. indrukwekkende
2. wonderbaarlijke
3. tactische

5. Mijn buurvrouw was prominent aanwezig op ons feestje.

1. onopvallend
2. opvallend
3. vanzelfsprekend

6. Voor die functie moet je proactief zijn.

1. Geen beslissingen nemen die negatief kunnen uitpakken.
2. Alvast bepaalde handelingen verrichten voor een later doel.
3. Veel bewegen om stijfheid te voorkomen.

7. De heer Bruin houdt een epiloog.

1. praatje
2. pleidooi
3. slotrede

8. Dit kantoorpand is grootscheeps ingericht.

1. zeer royaal
2. als een schip
3. met diverse kamers

9. Je moet daarvoor intrinsiek gemotiveerd zijn.

1. echt
2. van binnenuit
3. enigszins

10. Dat is een irrelevant gegeven.

1. niet van belang
2. van groot belang
3. onrechtmatig

Je publiek volgt je verhaal beter als je aangeeft wat het verband is tussen je alinea’s. Deze verbanden geef je aan met signaalwoorden.

Om de opbouw van je tekst (je tekststructuur) nog duidelijker te maken, kun je ook signaalzinnen gebruiken. In een signaalzin vertel je bijvoorbeeld wát je gaat vertellen en in welke volgorde je dat doet. Bijvoorbeeld: Eerst geef ik oorzaken van het fileprobleem en daarna de mogelijke oplossingen.

In langere teksten kun je je lezer ook helpen door in het middenstuk even te zeggen wat je hebt behandeld en wat je nu gaat vertellen.

Bijvoorbeeld: Naast deze problemen die te maken hebben met het uiterlijk van rashonden, kennen veel honden ook afwijkingen die worden veroorzaakt door inteelt.

Hoe goed ben jij in spelling?
Laten we dat eens bekijken!

Welk woord is goed gespeld?

Antwoord zo goed en snel mogelijk.
Succes!

    

1. Welk woord is goed gespeld?

1. gekonfijte
2. gekonfeite
3. geconfijte
4. geconfeite

2. Welk woord is goed gespeld?

1. GFT-afval
2. gft-afval
3. GFT afval
4. gft afval

3. Welk woord is goed gespeld?

1. gluhwijn
2. glühwijn
3. glühwein
4. Glühwein

4. Welk woord is goed gespeld?

1. gnochi
2. gnoci
3. gnocci
4. gnocchi

5. Welk woord is goed gespeld?

1. grand cafés
2. grand cafes
3. grand cafees
4. grand cafées

6. Welk woord is goed gespeld?

1. gril
2. grill
3. grille
4. grile

7. Welk woord is goed gespeld?

1. groenten-soep
2. groente-soep
3. groentesoep
4. groentensoep

8. Welk woord is goed gespeld?

1. Haûte cuisine
2. Haute cuisine
3. haûte cuisine
4. haute cuisine

9. Welk woord is goed gespeld?

1. helicoptervieuw
2. helikopterview
3. helicopterview
4. helicopter-view

10. Welk woord is goed gespeld?

1. hygiëne
2. higiëne
3. hygiene
4. higiene

Maak de volgende opdrachten op je Nu Nederlands online licentie (tabblad FORM1):
 

2F – Form 1.3 Opdracht 1                                    2F – Form 1.3 Opdracht 2          

2F – Form 1.3 Extra opdracht 1                          2F – Form 1.3 Extra opdracht 2  

    

2F niveau

Maak de volgende opdrachten op je Nu Nederlands online licentie (tabblad FORM1): 

3F – Form 1.3 Opdracht 2                                 3F – Form 1.3 Extra opdracht 1

                                                                               3F – Form 1.3 Extra opdracht 2                   

    

3F niveau

2F + 3F niveau

Maak tot slot de oefentoets van hoofdstuk FORM 1.

Deze toets is om te kijken of je de theorie van dit hoofdstuk hebt begrepen én kunt toepassen.

Ik ben deze les actief bezig geweest.

😒🙁😐🙂😃

Ik weet wat ik nu nog moet doen en/of afmaken voor de volgende les.

😒🙁😐🙂😃

Extra oefenen:

*Moeite met spelling?

Maak dan de oefeningen van Beter Spellen (niveau 2F + 3F).

Hier staan elke dag 4 nieuwe vragen.

Je kunt meteen controleren of jouw antwoorden goed/fout zijn en waarom!
 

*Heb je de theorie niet goed begrepen?

Bekijk bij Screencasts nogmaals de uitleg van deze paragraaf (1.3 Opbouw van je tekst).