Eerste les VO1 uitgebreid

VO VO1
Nederlands
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

VO VO1
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Noem zoveel mogelijk verschillende tekstsoorten

Slide 2 - Carte mentale

Wat zijn signaalwoorden?
Kun je voorbeelden typen?

Slide 3 - Question ouverte

Wat zijn verwijswoorden?
Kun je voorbeelden noemen?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is een mening?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een argument?

Slide 6 - Question ouverte


Wat is een recensie?

Slide 7 - Question ouverte

Wat betekent formeel?

Slide 8 - Question ouverte

Noem voorbeelden van
informele teksten

Slide 9 - Carte mentale

Wat is goed geschreven?
A
De vergrootte foto
B
De vergrote foto
C
De vergroote foto
D
De vergroten foto

Slide 10 - Quiz

Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt

Slide 11 - Quiz

Ik ben in 2009 verhui.... naar Amsterdam.
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisdt

Slide 12 - Quiz

Hij geloof... niet dat dat mogelijk is met dat toestel.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt

Slide 13 - Quiz

Het gebeur... de laatste tijd steeds meer.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 14 - Quiz

Bran.... je handen niet aan die hete pan!
A
brand
B
brant
C
brandt

Slide 15 - Quiz

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 16 - Question ouverte

Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
Word
B
Wort
C
Wordt

Slide 17 - Quiz

Vin... je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt

Slide 18 - Quiz

Hij heeft al eerder op het circuit gerac.... in deze nieuwe auto van Porsche.
A
geracet
B
geraced
C
geract

Slide 19 - Quiz

De vergro.... foto's laten de oorzaak van het ongeluk duidelijk zien.
A
vergrote
B
vergrootte
C
vergrootten

Slide 20 - Quiz

Wat is het verschil tussen
de stam en de ik-vorm?

Slide 21 - Question ouverte

De wedstrijden ontaar.... in een schoppartij waarna deze gestaakt werden.
A
ontaarde
B
ontaardden
C
ontaarden
D
ontaardde

Slide 22 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 23 - Quiz

Vul het spreekwoord aan:
'Het naadje van de ..... willen weten'

Slide 24 - Question ouverte

Maak het spreekwoord af:
'De ...... valt niet ver van de boom'

Slide 25 - Question ouverte

Wat betekent het spreekwoord:
'Spijkers op laag water zoeken'?

Slide 26 - Question ouverte

Wat is goed geschreven?
A
pyjama
B
pyama
C
pjama
D
phyama

Slide 27 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
abbonnement
B
abbonement
C
abonnement
D
abonement

Slide 28 - Quiz

Laat met een emoji weten
wat je van deze quiz vond:
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Sondage