MM cursus 4

MM 1.4 Tien tijdvakken
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

MM 1.4 Tien tijdvakken

Slide 1 - Diapositive

Is de tijdsduur van alle tijdvakken even lang?
A
Ja, alle tijdvakken duren 1000 jaar
B
Ja, alle tijdvakken duren één eeuw
C
Nee, de tijdvakken duren niet even lang

Slide 2 - Quiz

Het verleden wordt ingedeeld in...
A
vijf tijdvakken, vijf samenlevingsvormen en tien periodes
B
vijf periodes, vijf samenlevingsvormen en tien tijdvakken
C
vijf tijdvakken, vijf periodes en tien samenlevingsvormen
D
vijf periodes, tien samenlevingsvormen en tien tijdvakken

Slide 3 - Quiz

Hoeveel tijdvakken zijn er?
A
5
B
100
C
12
D
10

Slide 4 - Quiz

de middeleeuwen bestaat uit 2 Tijdvakken (TV's) en is daarmee de langste periode op de tijdbalk
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Wat betekent een historische indeling?
A
De geschiedenis wordt in tijdvakken verdeeld
B
Een tijdbalk bij geschiedenis
C
Belangrijke figuren worden in groepen verdeeld
D
Een historische indeling bestaat niet

Slide 6 - Quiz

Bij geschiedenis praten we over verschillende perioden. Waar worden die perioden in verdeeld?
A
in tijdvakken
B
in hokjes
C
in verschillende boeken
D
in eeuwen

Slide 7 - Quiz

Welke hoort NIET thuis in de tijdvakken?
A
Tijd van regenten en vorsten
B
Tijd van jagers en verzamelaars
C
Tijd van pruiken en toupetten
D
Tijd van televisie en computer

Slide 8 - Quiz

Wat betekent een historische indeling?
A
De geschiedenis wordt in tijdvakken verdeeld
B
Een tijdbalk bij geschiedenis
C
Belangrijke figuren worden in groepen verdeeld
D
Een historische indeling bestaat niet

Slide 9 - Quiz

Het eerste tijdvak is de tijd van
A
Jagers en boeren
B
Jagers-verzamelaars
C
Jagers en dieren
D
Jagers en landbouwers

Slide 10 - Quiz

Welk tijdvak?
A
Jagers en boeren
B
Grieken en Romeinen
C
Monniken en ridders
D
Steden en staten

Slide 11 - Quiz

Welk tijdvak?
A
Jagers en boeren
B
Monniken en ridders
C
Steden en staten
D
Ontdekkers en hervormers

Slide 12 - Quiz

Hoe wordt het tijdvak Jagers en boeren ook wel genoemd?
A
Oudheid
B
Middeleeuwen
C
Prehistorie
D
Moderne geschiedenis

Slide 13 - Quiz

Welk tijdvak hoort bij deze pictogram?
A
jagers en boeren
B
regenten en vorsten
C
monniken en ridders
D
steden en staten

Slide 14 - Quiz

Welk tijdvak hoort bij deze pictogram?
A
monniken en ridders
B
burgers en stoommachines
C
Jagers en boeren
D
pruiken en revoluties

Slide 15 - Quiz

Welke titel van een tijdvak hoort NIET thuis in tijdvak 1 t/m 5?
A
jagers en boeren
B
regenten en vorsten
C
Grieken en Romeinen
D
monniken en ridders

Slide 16 - Quiz

In welk tijdvak leefde Ötzi de IJsman?
A
Tijd van regenten en vorsten
B
Tijd van jagers en boeren
C
Tijd van Grieken en Romeinen
D
Tijd van steden en staten

Slide 17 - Quiz

In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van jagers en boeren
B
Tijd van Grieken en Romeinen
C
Tijd van monniken en ridders
D
Tijd van steden en staten

Slide 18 - Quiz

Welk tijdvak?
A
Grieken en Romeinen
B
Monniken en Ridders
C
Steden en staten
D
Wereldoorlogen

Slide 19 - Quiz

Welk tijdvak hoort bij deze pictogram?
A
jagers en boeren
B
Grieken en Romeinen
C
monniken en ridders
D
steden en staten

Slide 20 - Quiz

Welk tijdvak hoort bij deze pictogram?
A
monniken en ridders
B
Grieken en Romeinen
C
televisie en computer
D
steden en staten

Slide 21 - Quiz

In welk tijdvak is Jezus geboren?
A
Tijd van Grieken en Romeinen
B
Tijd van monniken en ridders
C
Tijd van steden en staten
D
Tijd van ontdekkers en hervormers

Slide 22 - Quiz

Welk tijdvak?
A
Jagers en boeren
B
Monniken en ridders
C
Steden en staten
D
Ontdekkers en hervormers

Slide 23 - Quiz

Het tijdvak 'Tijd van monniken en ridders' is van....
A
500 tot 1500 n.Chr.
B
500 tot 1000 n.Chr.
C
1000 tot 1500 n.Chr.
D
500 v.Chr tot 1000 n.Chr.

Slide 24 - Quiz


Welke zin over het tijdvak 'Monniken & Ridders' is juist?
A
Monniken bestudeerden en kopieerden teksten uit de oudheid.
B
Pastoors woonden in kloosters en werkten in de kloostertuin.
C
Rond het jaar 1000 werden de eerste landen in Europa christelijk.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.

Slide 25 - Quiz

In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van ontdekkers en hervormers
B
Tijd van regenten en vorsten
C
Tijd van pruiken en revoluties
D
Tijd van burgers en stoommachines

Slide 26 - Quiz

Welk tijdvak is dit?
A
Tijd van pruiken en revoluties
B
Tijd van ontdekkers en hervormers
C
Tijd van jagers en verzamelaars
D
Tijd van regenten en vorsten

Slide 27 - Quiz

Wanneer is het Tijdvak Pruiken en Revoluties?
A
1600 - 1700
B
1700-1800
C
1800-1900
D
1900-2000

Slide 28 - Quiz

Welk tijdvak hoort bij deze pictogram?
A
monniken en ridders
B
burgers en stoommachines
C
televisie en computer
D
pruiken en revoluties

Slide 29 - Quiz

In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van steden en staten
B
Tijd van regenten en vorsten
C
Tijd van pruiken en revoluties
D
Tijd van burgers en stoommachines

Slide 30 - Quiz

In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van steden en staten
B
Tijd van regenten en vorsten
C
Tijd van pruiken en revoluties
D
Tijd van burgers en stoommachines

Slide 31 - Quiz

In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van pruiken en revoluties
B
Tijd van de wereldoorlogen
C
Tijd van burgers en stoommachines
D
Tijd van televisie en computer

Slide 32 - Quiz

In welk tijdvak hoort deze afbeelding thuis?
A
Tijd van ontdekkers en hervormers
B
Tijd van regenten en vorsten
C
Tijd van burgers en stoommachines
D
Tijd van de wereldoorlogen

Slide 33 - Quiz

In welk tijdvak leven wij nu?
A
De tijd van jagers en boeren
B
De tijd van televisie en computer
C
De tijd van burgers en stoommachines
D
De tijd van wereldoorlogen

Slide 34 - Quiz

Bekijk het plaatje.

Welk pictogram hoort bij het tijdvak 'Monniken & Ridders'?
A
Pictogram A
B
Pictogram B
C
Pictogram C
D
Pictogram D

Slide 35 - Quiz

Welke pictogram hoort bij dit tijdvak?
A
Wereldoorlogen
B
Ontdekkers en hervormers
C
Burgers en stoommachines
D
Televisie en computer.

Slide 36 - Quiz