Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
wat gaan jullie doen?
video bekijken (die, der, das,, die)
paar vragen daarover beantwoorden
verder met de planner
Slide 2 - Diapositive
lernziele
ik begrijp het verschil tussen der, die en das
ik kan de vragen erover beantwoorden
ik kan verder met de planner
Slide 3 - Diapositive
het lidwoord
het lidwoord heet in het Duits Artikel. Er zijn er 4 in het Duits: der (mannelijk), die (vrouwelijk), das (onzijdig) en die (meervoud). In het Nederlands woorden lidwoorden ook wel de de, het en een-woorden genoemd.
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Vidéo
de lidwoorden (artikel) in het Duits zijn
A
der (mannelijk)
B
die (vrouwelijk)
C
das (onzijdig)
D
die (meervoud)
Slide 6 - Quiz
welke vorm komt het meeste voor (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig)? en welke het minste.
Slide 7 - Question ouverte
Juist of onjuist: mannelijke personen (Mann, Lehrer) hebben altijd der als lidwoord in het Duits
Slide 8 - Question ouverte
Vrouwelijke personen (Frau, Lehrerin) hebben altijd die als lidwoord in het Duits .