lodewijk xvi napoleon 2c5 2c6 toets oefenen
Wie is Napoleon Bonaparte?
A
Koning
B
Priester
C
Generaal
D
Schipper
1 / 32
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Wie is Napoleon Bonaparte?
A
Koning
B
Priester
C
Generaal
D
Schipper
Slide 1 - Quiz
Wat zien we op de afbeelding?
A
Napoleon kroont zichzelf tot keizer
B
Napoleon viert de overwinning van Austerlitz
C
Napoleon pleegt een staatsgreep
D
Napoleon wordt verslagen bij Waterloo
Slide 2 - Quiz
Wanneer werd Napoleon keizer?
A
1797
B
1799
C
1802
D
1804
Slide 3 - Quiz
Uit welk land / eiland komt Napoleon?
A
Duitsland
B
Frankrijk
C
Corsica
D
Spanje
Slide 4 - Quiz
Wanneer ging Napoleon richting Rusland?
A
1804
B
1810
C
1812
D
1815
Slide 5 - Quiz
Wat was Napoleon voordat hij koning van Frankrijk werd?
A
Minister
B
Legeraanvoeder
C
Kunstenaar
D
Eigenaar van de snoepjesfabriek 'Napoleon'
Slide 6 - Quiz
Napoleon was een zelfde soort heerser als Lodewijk XVI (monarchie).
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat maakte Napoleon van de provincie Holland
A
France provincie
B
België provinci
C
Duitse plovincie
D
Franse provincie
Slide 8 - Quiz
Waar werd Napoleon de eerste keer opgesloten?
A
Oostenrijk
B
Elba
C
Sint-Helena
D
Parijs
Slide 9 - Quiz
Op welke plaats werd Napoleon definitief verslagen?
A
Antwerpen
B
Brugge
C
Brussel
D
Waterloo
Slide 10 - Quiz
Wanneer gaat Napoleon met zijn leger naar Rusland?
A
1804
B
1808
C
1812
D
1815
Slide 11 - Quiz
Napoleon was onderdeel van de
A
Boeren en Burgers
B
Adel
C
Geestelijken
Slide 12 - Quiz
Napoleon veroverde ook Nederland. Welke maatregelen voerde hij niet in.
A
grondwet
B
godsdienstvrijheid
C
burgerlijke stand
D
kiesrecht voor iedereen
Slide 13 - Quiz
Bij welke veldslag werd Napoleon definitief verslagen?
A
Slag bij Leipzig
B
Slag bij Waterloo
C
Slag bij Austerlitz
D
Slag bij Metz
Slide 14 - Quiz
Welke koning was er aan de macht tijdens de franse revolutie?
A
Napoleon
B
Lodewijk XIV
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XVI
Slide 15 - Quiz
Wat is het Continentaal Stelsel?
A
Alle veroverde landen van Napoleon
B
De nieuwe grondwet
C
Een handelsverbod met Engeland
D
Het parlement van Frankrijk
Slide 16 - Quiz
Hoe krijgt Napoleon de macht ?
A
Hij is democratisch gekozen
B
Door een staatsgreep
C
Zijn vader was koning van Frankrijk
D
De paus kroont hem tot keizer
Slide 17 - Quiz
Welke blijvende invloed had Napoleon in Europa?
A
Zijn wetboeken
B
Hij verspreidde de ideeën van vrijheid, gelijkheid en broederschap
C
Overal kwam zijn familie op de troon.
D
Frankrijk vergrootte zijn grondgebied.
Slide 18 - Quiz
Tijdens de Revolutie werd de Franse koning onthoofd. Welke Lodewijk?
A
Lodewijk XIII
B
Lodewijk XIV
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XVI
Slide 19 - Quiz
Marie-Antoinnette was de
A
vrouw van Robespierre
B
de vrouw van Napoleon
C
de vrouw van Lodewijk xvi
D
de dochter van koning Lodewijk xvi
Slide 20 - Quiz
Welke staatsvorm heeft Frankrijk ten tijde van Lodewijk XVI?
A
Republiek
B
Monarchie
C
Keizerrijk
D
Dictatuur
Slide 21 - Quiz
Waarmee begon de Franse Revolutie?
A
Met de onthoofding van Lodewijk XVI
B
Toen Napoleon koning van Frankrijk werd
C
Met de bestorming van een gevangenis vol met patriotten
D
Toen Lodewijk XVI naar het buitenland vluchtte
Slide 22 - Quiz
Wat was het voorstel van Koning Lodewijk XVI tijdens de vergadering van de Staten-Generaal?
A
Alle standen moeten belasting betalen
B
De belasting van de 3e stand moet omlaag
C
Alleen de 1e en 2e stand moet belasting betalen
Slide 23 - Quiz
Waarom riep Lodewijk XVI de vergadering van de drie standen bij elkaar?
A
Hij wilde toestemming om een oorlog te gaan voeren
B
Hij wilde het paleis van Versailles uitbreiden
C
Hij wilde een groot feest geven
D
Hij wilde de belastingen verhogen
Slide 24 - Quiz
1. Lodewijk XVI en zijn gezin vluchten naar Duitsland
2. Lodewijk en zijn gezin worden bij het plaatsje Varennes herkend.
2. Lodewijk en zijn gezin worden bij het plaatsje Varennes herkend.
A
Zin 1 en 2 zijn goed
B
Zin 1 en 2 zijn fout
C
1 = fout en 2 = goed
D
1 = goed en 2 = fout
Slide 25 - Quiz
Wat heeft te maken met de oorzaak van de Franse revolutie?
A
Geen inspraak in het bestuur
B
Bestorming Bastille
C
Napoleon heeft de macht
D
Er worden 12.000 mensen onthoofd
Slide 26 - Quiz
Welke gebeurtenis hoort bij de datum: 14 juli 1789?
A
Staten-Generaal wordt bij elkaar geroepen.
B
De Nationale Vergadering ontstaat
C
De bestorming van de Bastille
D
De grondwet wordt geaccepteerd.
Slide 27 - Quiz
Welke gebeurtenis hoort bij de datum: 3 september 1791?
A
Staten-Generaal wordt bij elkaar geroepen.
B
De Nationale Vergadering ontstaat
C
De bestorming van de Bastille
D
De grondwet wordt geaccepteerd.
Slide 28 - Quiz
De Nationale vergadering is een bijeenkomst van
A
alleen de eerste stand
B
alleen de tweede stand
C
De eerste en tweede stand
D
De eerste, tweede en derde stand
Slide 29 - Quiz
Wat stond er NIET in de nieuwe grondwet?
A
Alle Fransen hadden dezelfde rechten en plichten
B
De koning had niet langer alle macht
C
Nieuwe wetten moesten door de Nationale Vergadering worden goedgekeurd
D
Iedereen moest belasting betalen behalve de arme boeren
Slide 30 - Quiz
Hoe wilde de nationale vergadering dat er gestemd werd?
A
Per stand
B
Per hoofd
C
Wie het meeste geld had kon meer stemmen
D
Hoe machtiger je familie hoe vaker jouw stem telde
Slide 31 - Quiz
Hoe werd er gestemd voor de Nationale vergadering?
A
Per stand
B
Per hoofd
C
Wie het meeste geld had kon meer stemmen
D
Hoe machtiger je familie hoe vaker jouw stem telde
