Trabi M3 Kap 5

der-groep en ein-groep 1e , 3e en 4e naamval

1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

der-groep en ein-groep 1e , 3e en 4e naamval

Slide 1 - Diapositive

Wanneer is een zelfstandig naamwoord MANNELIJK?

Slide 2 - Question ouverte

Wanneer is een zelfstandig naamwoord VROUWELIJK?

Slide 3 - Question ouverte

Wanneer is een zelfstandig naamwoord ONZIJDIG?

Slide 4 - Question ouverte

Alle bezittelijke voornaamwoorden behoren tot de ein-groep: mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr, Ihr + kein = geen

Slide 5 - Diapositive

Hoe vind ik het onderwerp (1e nv)?

Slide 6 - Question ouverte

1e naamval

Slide 7 - Diapositive

Hoe vind ik het lijdend voorwerp?

Slide 8 - Question ouverte

4e naamval

Slide 9 - Diapositive


1e naamval = .......
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp

Slide 10 - Quiz


4e naamval = ...........

A
onderwerp
B
lijdend voorwerp

Slide 11 - Quiz

Kennst du ihn gut?

Wat is het onderwerp in deze zin?
A
kennst
B
du
C
ihn
D
gut

Slide 12 - Quiz

Haben Sie den Mann angerufen?

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
A
Haben
B
Sie
C
den Mann
D
angerufen

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
_____ Apfel(m) ist sehr lecker.
A
Die
B
Der
C
Den
D
Das

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
____ Kühlschrank(m) steht in der Küche.
A
Der
B
Die
C
Den
D
Das

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
Meine Schwester schliesst ____ Kühlschrank(m) nie!
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
Ich möchte gern ____ Fruchteis(o).
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 17 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
Ich habe ___________ Topf(m) gekauft.
A
ein
B
eine
C
einen

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
Ich finde ______ Film(m) Spiderman ganz toll.
A
der
B
die
C
das
D
den

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
___________ Film(m) Jumanji habe ich schon 3 mal gesehen.
A
Der
B
die
C
Das
D
Den

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste lidwoord:
Wir nehmen _____ Cola(v).
A
ein
B
eine
C
einen

Slide 21 - Quiz

Vul het woord in de goede vorm in.
Kennst du (de) ___________ Freund(m) aus Berlin?

Slide 22 - Question ouverte

Vul het woord in de goede vorm in.
Am liebsten esse ich (een) _____ Pizza(v).

Slide 23 - Question ouverte

Vul het woord in de goede vorm in.
Wir brauchen (een) _______ Liter(m) Wasser um die Nudeln zu kochen.

Slide 24 - Question ouverte

Vul het woord in de goede vorm in.
(het) ___ Buch(o) ist spannend.

Slide 25 - Question ouverte

....... (de) Kino (o) ist geschlossen.

Slide 26 - Question ouverte

Er hat ....... (een) Bruder (m).

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

3e naamval 
(meewerkend voorwerp)
Het mw vind je door vóór het zinsdeel aan of voor te zetten of weg te laten.

Ik geef aan de moeder bloemen.
de moeder is meew.vw.
Ik heb het haar verteld
haar is meew. vw

Slide 29 - Diapositive

3e naamval (meew. vw)
De man geeft                   aan het kind              de hond.
Der Mann schenkt               dem Kind         den Hund.
Ein Mann schenkt              einem Kind       einen Hund.
Kein Mann schenkt         keinem Kind      keinen Hund.
ond (1e-m)                 mw (3e-onz)            lv (4e- m)
 

Slide 30 - Diapositive

Pietje geeft aan een meisje een kus.

meew. vw is?
A
Pietje
B
een meisje
C
een kus
D
aan

Slide 31 - Quiz

Hij heeft dat haar vriend verteld.

meew. vw is?
A
hij
B
haar vriend
C
heeft verteld
D
heeft

Slide 32 - Quiz

Ich habe das mein... Tante(v) erzählt.
A
mein
B
meinem
C
meiner
D
meinen

Slide 33 - Quiz

Die Frau schenkt d... Mann ein Geschenk.
A
ein
B
die
C
dem
D
den

Slide 34 - Quiz

Der Junge schickt sein... Eltern(mv) Blume.
A
seine
B
sein
C
seinem
D
seinen

Slide 35 - Quiz