Hoofdstuk 2, paragraaf 2.3 & 2.4

• Burgerschap
• MBO
• Studiejaar 1

Burgerschap 

Terugblik vorige week

Omgangsvormen worden ook wel sociale vaardigheden genoemd. Je leert ze tijdens je opvoeding maar ook op school, straat, stage of werk.

Contact maken met anderen = iemand groeten en oogcontact maken

Samenwerken = taken verdelen in het huishouden of in een project

Welk voorbeeld hoort bij de sociale vaardigheid ''Afspraken nakomen''.

1. Op tijd zijn of op de afspraak op tijd afzeggen.
2. Te laat komen en een smoes bedenken.
3. Ik laat niks van me horen.
4. Ik kom standaard te laat maar ik stuur even een appje.

Welk voorbeeld past bij de sociale vaardigheid ''Omgaan met kritiek''.

1. Ik weet niet wat kritiek is....
2. Ik word boos, pak de trein en ga naar huis
3. Ik probeer te leren van de tips van een ander
4. Ik werk foutloos en krijg daarom nooit kritiek.

Wat is een goed voorbeeld van een open vraag?

1. Vind jij kip ook zo lekker?
2. Hoe oud ben jij afgelopen week geworden?
3. Bent u tevreden over onze dienstverlening?
4. Wat vind jij van die film?

Wat is de beste omschrijving van sociaal gedrag?

1. Ik kom eerst en de rest kan stikken.
2. Rekening houden met elkaar en elkaar helpen.
3. Gratis werken omdat je het werk belangrijk vindt.
4. Geld geven aan een goed doel.

Wat is een gemeenschap?

•  Groepen waarin mensen met elkaar samenleven
• Leef- en woongemeenschappen
• Leer- en werkgemeenschappen
  
• Verenigingen
  
•  Geloofsgemeenschappen
  

Wat is een voorbeeld van een leef- en woongemeenschap?

1. Buurten
2. Bedrijven
3. Sportclubs
4. Kerken

Solidariteit

• Bijdragen aan de gemeenschap
  
• Geven en nemen
  
• Belastingen
  

Individualisme

• De gemeenschap is minder belangrijk
  
• Mensen zorgen voor zichzelf
  
• Minder sociaal contact in de buurt
  
• Meer online contact: social netwerk
  

Alfred is ziek. Zijn klasgenoten komen langs om hem gezelschap te houden. Welk voordeel geeft de gemeenschap hier vooral?

1. Samenwerking
2. Steun
3. Veiligheid
4. Sociaal contact

Welk gedrag kies ik?

• Wil je een schone en veilige leefomgeving?
  
• Je hebt zelf verantwoordelijkheid voor die leefomgeving
  
• Sociaal gedrag zorgt dat een omgeving leefbaar blijft
  
• Asociaal gedrag heeft negatieve gevolgen voor de leefomgeving
  

Wat is een voorbeeld van asociaal gedrag?

1. Plastic drinkflesje in de prullenbak gooien.
2. Voor iemand opkomen die gepest wordt.
3. 's Nachts harde muziek draaien in een flat
4. Opstaan voor een ouder iemand in de trein

Open gesprek, tips voor het samenvatten.

• Herhaal de worden zoals die ander ze precies heeft verteld.
• Noem alleen het allerbelangrijkste
• Gebruik een begin als.. Klopt het dat... en Dus als ik jou goed begrijp

1. Dit een kunstwerk van Rembrandt
2. Dit is een kunstwerk van Van Gogh
3. Dit is een kunstwerk van Mondriaan
4. Dit is een kunstwerk van Vermeer

Huiswerk voor volgende week

Paragraaf 2.3 Opdracht 1 t/m 6
Paragraaf 2.4 Opdracht 1 t/m 6
Bladzijde 57 t/m 69