2F signaalwoorden & tekstverband

Nederlands
Signaalwoorden (voegwoorden) & tekstverband
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Signaalwoorden (voegwoorden) & tekstverband

Slide 1 - Diapositive

Wat leer je vandaag?

Na deze les kun je met behulp van signaalwoorden verbanden in een tekst uitleggen.

Slide 2 - Diapositive

  • Voegwoorden noemen we ook wel signaalwoorden;
  • Signaalwoorden verbinden zinnen en woorden met elkaar;

Slide 3 - Diapositive

Waarom gebruik je signaalwoorden in een zin?

  • Je verbindt zinnen en woorden met elkaar;
  • Je maakt verbanden in je tekst duidelijk;
  • Daardoor kan de lezer jouw tekst beter begrijpen;
  • Welke signaalwoorden zijn er?

Slide 4 - Diapositive

Welke signaalwoorden ken je?

Slide 5 - Carte mentale

Welke signaalwoorden zijn er?

Slide 6 - Diapositive

Ik hou van zon, strand en zee.

Ik wil graag die sneakers kopen, maar ik heb mijn salaris nog niet binnen.

Omdat het regent, blijf ik binnen.


Slide 7 - Diapositive

Signaalwoorden maken een verband duidelijk; ze geven de lezer een signaal.

Een soort verband is bijvoorbeeld volgorde:

Eerst pak je de trein naar Arnhem. Daarna pak je de bus naar de Thorbeckestraat. Vervolgens loop je nog 2 minuten. Dan heb je jouw bestemming bereikt.

Slide 8 - Diapositive

Nog een voorbeeld:

Eerst ga ik ontbijten. Daarna stap ik onder de douche. Ten slotte kleed ik mij aan.

Wat als je de signaalwoorden niet gebruikt:

Ik ga ontbijten. Ik stap onder de douche. Ik kleed mij aan .... wat vind je beter?

Slide 9 - Diapositive

Wat is het signaalwoord?

Eerst ga ik op bezoek bij mijn moeder. Daarna ga ik wat drinken met mijn vrienden.

A
Eerst
B
Met
C
Op
D
Daarna

Slide 10 - Quiz

Een ander verband: reden (iemand doet een uitspraak en geeft een reden). 

Ik ga vanmiddag naar de kapper (uitspraak), want mijn haar is veel te lang (reden).

Ik ga niet met het vliegtuig (uitspraak), omdat ik hoogtevrees heb (reden).

'Want' en 'omdat' zijn signaalwoorden.


Slide 11 - Diapositive

Ik ga morgen niet naar school, [ ...] ik ben ziek.

Welke signaalwoord hoort tussen de haakjes?
A
En
B
Eerst
C
Want
D
Maar

Slide 12 - Quiz

Een ander verband: oorzaak/gevolg

Doordat ik al mijn brood heb opgegeten (oorzaak), heb ik nu geen lunch meer (gevolg).

Bij de bakker was al het brood al verkocht (oorzaak). Daardoor moest Ahmed naar de supermarkt om brood te halen (gevolg).







Slide 13 - Diapositive

Er is kortsluiting geweest in de fabriek. [ ... ] werken de machines niet.

Welke signaalwoord hoort tussen de haakjes?
A
Daardoor
B
Want
C
En
D
Ten slotte

Slide 14 - Quiz

Een ander verband: tegenstelling

Biniam was op tijd, maar Fnan was te laat.

Jij zou het geld overmaken, echter heb ik nog niks ontvangen.

In Arnhem is het mooi weer, maar in Nijmegen regent het heel hard.

Slide 15 - Diapositive

  • Voegwoorden noemen we dus ook wel signaalwoorden;
  • Ze voegen niet alleen woorden of zinnen aan elkaar, maar ze geven ook verbanden aan in de tekst (signaal);
  • Voegwoorden/signaalwoorden hebben dus echt een functie!
  • Iedereen begrepen?

Slide 16 - Diapositive

En nu samen oefenen !

Slide 17 - Diapositive