Woordenschat - Voor- en achtervoegsels - Herhaling

Voorvoegsels en achtervoegsels
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Voorvoegsels en achtervoegsels

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoelen
Je weet de betekenis van veelvoorkomende voor- en achtervoegsels.
Je weet de betekenis van woorden vinden met behulp van voor- en achtervoegsels.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Lees de tekst

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woorden met voorvoegsel

Sommige woorden bestaan uit een kernwoord en een voorvoegsel.

Het voorvoegsel is meestal geen echt woord, maar geeft het kernwoord een andere betekenis.


Bijvoorbeeld:

gebruiken - hergebruiken

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Veelvoorkomende voorvoegsels
Voorbeeld

a-: niet

anti-: tegen

non-: niet

mis-: verkeerd, fout

wan-: slecht, verkeerd

her-: weer, opnieuw

ex-: niet meer

mini-: heel klein

inter-: tussen 2 of meer gebieden

asociaal

antipthie

non-actief

misdragen

wantoestand

herinrichten

ex-man

minibus

interland

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent
onmisbare
A
niet te missen
B
gemiste

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent
interregionaal
A
in de regio's
B
tussen regio's

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent
wantoestanden
A
slechte toestanden
B
andere toestanden

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent
non-actief
A
weer actief
B
niet actief

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent
wantoestanden
A
slechte toestanden
B
andere toestanden

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent
ex-voorzitter
A
iemand die vroeger voorzitter was
B
verkeerde voorzitter

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent
herkauwers
A
een dier dat zijn eten opnieuw kauwt
B
een dier dat zijn eten meteen goed kauwt

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


niet te betalen
A
wanbetalen
B
onbetaalbaar
C
nonbetalen
D
anti-betalen

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


opnieuw gebruiken
A
hergebruiken
B
misgebruiken
C
wangebruiken
D
ex-gebruiken

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


niet ervaren
A
ex- ervaren
B
non-ervaren
C
interervaren
D
onervaren

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


een trein die tussen twee steden rijdt
A
intercity
B
stoptrein
C
sneltrein
D
locomotief

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


een aankoop waarover de achteraf niet tevreden was
A
miskoop
B
wankoop
C
herkoop
D
interkoop

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Achtervoegsels: vrolijk 
Er zijn veel woorden met -heid, -lijk, -ing, -ig, 
 -er, -erd, -aar, -aard, -baar, -rik of -isch erachter. 

Deze korte stukjes zijn achtervoegsels,
je schrijft ze altijd op dezelfde manier. 
______

Slide 18 - Diapositive

achtervoegsels zet je altijd achter een woord, zoals het woord zelf al aangeeft: achtervoegsels. Het gaat dus om het laatste deel van een woord.

Voorbeelden 
blijheid
duidelijk
afdeling
aardig
aansteker
eigenaar
aaibaar
fantastisch

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Betekenis

Door een achtervoegsel verandert de betekenis van een woord.

Kijk dus altijd goed in de zin wat er precies bedoeld wordt.



Het einde van de film is prachtig.

De docent kan eindeloos doorzeuren over mijn punt.


Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions



-(i)teit biodiversiteit

-kundig vakkundig

-(e)lijk wetenschappelijk

-rijk waterrijk

-vaardig slagvaardig

-wekkend angstwekkend



-achtig kinderachtig

-baar onoplosbaar

-eus nerveus, matineus

-heid werkloosheid

-ief subjectief

-ig gelukkig

-isme socialisme



Veelvoorkomende achtervoegsels

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

dat wat overblijft

Slide 22 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

uit te klappen

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

iemand die lui is

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

dat wat je gebakken hebt

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

als van een dier

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

met heel veel begrip

Slide 27 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
Verder met Nieuw Nederlands online
Hoofdstuk 4
Woordenschat: voor- en achtervoegsels
Woordenschat: achtervoegsels

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions