Quiz Thema 2 Voeding en vertering

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

1. Welke voedingsstof is alleen bruikbaar als brandstof?
A
water
B
koolhydraten
C
mineralen
D
eiwitten

Slide 2 - Quiz

2. Vet is bruikbaar als:
1) Brandstof. 2) Bouwstof.
3) beschermstof.
A
1 & 2
B
2 & 3
C
1 & 3
D
Alleen 3

Slide 3 - Quiz

3. Eiwitten zijn bruikbaar als:
1) Brandstof. 2) Bouwstof.
3) beschermstof.
A
1 & 2
B
2 & 3
C
1 & 3
D
Alleen 2

Slide 4 - Quiz

4. Vitamines zijn bruikbaar als:
1) Brandstof. 2) Bouwstof.
3) beschermstof.
A
1 & 2
B
2 & 3
C
1 & 3
D
Alleen 3

Slide 5 - Quiz

5. Mineralen zijn bruikbaar als:
1) Brandstof. 2) Bouwstof.
3) beschermstof.
A
1 & 2
B
2 & 3
C
1 & 3
D
Alleen 3

Slide 6 - Quiz

6. Water is bruikbaar als:
1) Brandstof. 2) Bouwstof.
3) beschermstof.
A
1 & 2
B
Alleen 1
C
Alleen 2
D
Alleen 3

Slide 7 - Quiz

7. We kunnen voedingsvezels niet verteren. Waar dienen deze wel voor?
A
Het opnemen van voedingsstoffen
B
Het beter verteren van voedingsmiddelen
C
Het bevorderen van de stoelgang
D
Het vasthouden van water in de voedselbrij

Slide 8 - Quiz

8. (1) Joodoplossing is een indicator voor zetmeel. (2) Joodoplossing en zetmeel kleuren samen rood
A
(1) Juist. (2) Juist
B
(1) Onjuist. (2) Juist
C
(1) Onjuist. (2) Onjuist
D
Geen van deze antwoorden

Slide 9 - Quiz

9. Wat is de (spijs)vertering?
A
Het kleiner maken van voedsel
B
Het opnemen van voedingsstoffen
C
Het verbranden van suiker
D
Het produceren van urine

Slide 10 - Quiz

10. Wat voor vertering is het kauwen van voedsel door je kiezen?
A
mechanische vertering
B
chemische vertering

Slide 11 - Quiz

11. Is het verteren van zetmeel in je mond mechanische of chemische
vertering?

A
mechanische vertering
B
chemische vertering

Slide 12 - Quiz

12. Hoe heet dit proces?
A
Gymnastiek
B
Diagnostiek
C
Peristaltiek
D
Melancholiek

Slide 13 - Quiz

13. Welke spieren zijn betrokken bij de peristaltiek?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 14 - Quiz

14. Wat is de functie van peristaltiek?
A
Het verkneden van verteringssappen en de voedselbrij
B
Het voortduwen van de voedselbrij
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 15 - Quiz

15. Welk orgaan doet aan peristaltiek?
A
maag
B
slokdarm
C
dunne darm
D
dikke darm

Slide 16 - Quiz

16. Welk verteringssap wordt toegevoegd in de mond? Welke voedingsstof worden verteerd door enzymen uit dit sap?
A
Speeksel - Eiwitten
B
Speeksel - Zetmeel
C
Maagsap - Eiwitten
D
Maagsap - Zetmeel

Slide 17 - Quiz

17. Welk orgaan komt er na de slokdarm?
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

18. Welke voedingsstoffen worden (vooral) verteerd door de enzymen in maagsap?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 19 - Quiz

19. (1)Welk orgaan komt er na de maag? (2) Welke sappen worden hier aan de voedselbrij toegevoegd?
A
1) Dikke darm 2) Speeksel + alvleessap
B
1) Dikke darm 2) Gal + Alvleessap
C
1) Twaalfvingerige darm 2) Speeksel + Alvleessap
D
1) Twaalfvingerige darm 2) Gal + Alvleessap

Slide 20 - Quiz

20. Welke voedingsstoffen worden verteerd door enzymen in alvleessap?
A
Koolhydraten
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 21 - Quiz

21. (1) Is gal een verteringssap? (2) Wat is de functie van gal?
A
1) Ja 2) Het kleiner maken van vetbolletjes
B
1) Ja 2) Het verteren van vetbolletjes
C
1) Nee 2) Het kleiner maken van vetbolletjes
D
1) Nee 2) Het verteren van vetbolletjes

Slide 22 - Quiz

22. Welk orgaan komt er na de twaalfvingerige darm?
A
B
C
D

Slide 23 - Quiz

23. Wat is de belangrijkste functie van de dunne darm?
A
Het opnemen van voedingsstoffen
B
Het opnemen van water uit de voedselbrij
C
Het opnemen van voedingsvezels
D
Het afgeven van poep

Slide 24 - Quiz

24. Welk orgaan komt er na de dunne darm?
A
B
C
D

Slide 25 - Quiz

25. Wat is de belangrijkste functie van de dikke darm?
A
Het opnemen van voedingsstoffen
B
Het opnemen van water uit de voedselbrij
C
Het opnemen van voedingsvezels
D
Het afgeven van poep

Slide 26 - Quiz

26. Welk orgaan komt er na de dikke darm?
A
B
C
D

Slide 27 - Quiz

27. Met welk nummer is het hardste deel van de tand aangegeven?
A
5 (Glazuur)
B
11 (Tandzenuw)
C
3 (Tandvlees)
D
6 (Cement)

Slide 28 - Quiz

28. Tandplak bestaat uit bacteriën, etensrest en speeksel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

29. Noem manieren waarop je voedsel kunt conserveren

Slide 30 - Question ouverte

Verder voorbereiden Toets
Oefentoetsen biologiepagina.nl

Diagnostische toets Thema 2

Conceptmap

Samenvatten

Slide 31 - Diapositive