Parlementairdemocratie-herhalingsles

Parlementaire democratie quiz
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Parlementaire democratie quiz

Slide 1 - Diapositive

Wat hoort niet bij een parlementaire democratie?
A
De gekozen vertegenwoordigers vormen het parlement
B
Burgers hebben politieke grondrechten
C
De manier van besluitvorming is vastgelegd in de grondwet
D
De macht is in handen van één persoon of een kleine groep

Slide 2 - Quiz

Een referendum is directe democratie.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Welke kenmerken horen bij een 
dictatuur en welke bij een democratie?
Democratie
Dictatuur
Er zijn geen eerlijke verkiezingen.
De macht is in handen van het volk.
De macht is in handen van een persoon.
Er zijn strenge straffen.
Er zijn  verkiezingen.
Er zijn grondrechten.
de media mag niet zelf beslissen

Slide 4 - Question de remorquage

Welke politieke stroming past bij de uitleg?
Uitleg
Politieke stroming
Politieke groep die vindt dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben.
Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil verkleinen door sociale wetten.
Politieke groep waarbij mensen hun ideeën over politiek, onderwijs etc. baseren op hun godsdienst
Liberalen
Sociaaldemocraten
Confessionelen

Slide 5 - Question de remorquage

Liberalisme
Sociaal-
democratisch
Christen-
democratisch
Populisme
Persoonlijke vrijheid
Kleine rol overheid
VVD, D66
Gelijkheid
Grote rol overheid
PvdA, SP, GroenLinks, PvdD
Rentmeesterschap, naastenliefde
Aanvullende rol overheid
CDA, CU, SGP
Wil van het volk
Onvrede
PVV, FvD

Slide 6 - Question de remorquage

Slide 7 - Question de remorquage

SLEEPVRAAG: Wat hoort bij wat?
Sleep de uitleg naar het juiste begrip
Progressief
Conservatief
Sociaaldemocratie
Liberalisme
Christendemocratie
One-issuepartij
Niet-democratische partij
1. Eén aspect van de samenleving staat centraal.
2. Het streven is om de ongelijkheid in de samenleving te verminderen.
3. Benadrukt meer datgene wat bereikt is.
4. Vergroten van persoonlijke en economische vrijheid.
5. Politiek vooruitstrevend en voor verandering van de samenleving.
6. Op sociaaleconomisch gebied zit deze stroming in het midden.
7. De standpunten zijn strijdig met de rechtsstaat

Slide 8 - Question de remorquage

Wat is ook wel een ander woord voor "Behoudend"
A
Progressief
B
Liberaal
C
Conservatief
D
Sociaal

Slide 9 - Quiz

50PLUS is een .... partij
A
One-issue
B
Ideologische
C
Populistische
D
Niet-democratische

Slide 10 - Quiz

Met rentmeesterschap wordt bedoeld
A
Geen rente vragen over producten
B
Goed zorgen voor de aarde die in bruikleen is
C
Wel rente vragen over producten
D
Goed zorgen voor je naasten

Slide 11 - Quiz

Wat is GEEN functie van een politieke partij
A
Bundelen van ideeën
B
Informeren van kiezers
C
Selectie van kandidaten voor politieke functies
D
Belasting heffen

Slide 12 - Quiz

Actief kiesrecht betekent dat iemand:
A
Zich verkiesbaar mag stellen bij de verkiezingen
B
Een politieke partij mag oprichten
C
Bij verkiezingen mag stemmen
D
De standpunten van politieke partijen goed kent

Slide 13 - Quiz

Een zwevende kiezer is
A
Iemand die niet stemt bij verkiezingen
B
Iemand die altijd op een christelijke partij stemt
C
Iemand die niet bij elke verkiezing op dezelfde partij stemt
D
Iemand die altijd zelf ook actief is in de politiek

Slide 14 - Quiz

Bij verkiezingen mag je stem uit brengen voor de samenstelling van
A
Kabinet
B
Tweede Kamer
C
Regering
D
Burgemeester

Slide 15 - Quiz

WELKE STELLING IS JUIST / ONJUIST?
1) De kiesdeler is het aantal stemmen wat nodig is om 1 zetel te halen in de 2e Kamer
2) De zetelverdeling gebeurd op basis van evenredige vertegenwoordiging
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
beide zijn onjuist

Slide 16 - Quiz

Uit welke twee onderdelen bestaat het kabinet?
A
Ministers+de koning
B
Ministers+ staatssecretarissen
C
Staatssecretarissen +koning
D
Ministers+ ambtenaren

Slide 17 - Quiz

Verbind de begrippen met de juiste uitleg
De volksvertegenwoordiging bestaande uit de Eerste Kamer en de Tweede Kamer
Een wet die nog niet door de Eerste en Tweede Kamer is goedgekeurd.
Een democratie waarbij het volk indirect via een volksvertegenwoordiging beslist.
Een groep Tweede Kamerleden of Eerste Kamerleden die horen bij dezelfde politieke partij.
De leider van een groep Tweede Kamerleden of Eerste Kamerleden die horen bij dezelfde politieke partij
Eén van de twee kamers van het Nederlands parlement en bestaat uit 75 leden.
Eén van de twee kamers van het parlement die bestaat uit 150 leden.
Een staat waarin de burger bescherming van zijn rechten en vrijheden heeft tegen medeburgers én tegen de overheid.
Fractie








Parlementaire democratie
Parlement
Tweede Kamer
Eerste Kamer
Rechtsstaat
Fractievoorzitter
Wetsvoorstel

Slide 18 - Question de remorquage

Volksvertegenwoordiging
Dagelijks bestuur
Gemeenteraad
Provinciale Staten
College van B&W
Gedeputeerde Staten
Regering
Staten Generaal
Parlement
Kabinet

Slide 19 - Question de remorquage

Welke partijen zitten er op dit moment in het kabinet?
A
PVDA+VVD+D66
B
VVD+CDA+D66+ Groenlinks
C
Groenlinks+D66+PVDA
D
VVD+CDA+CU+D66

Slide 20 - Quiz

Welke rechten horen bij welke taak van het parlement?
Hieronder zie de twee taken van het Nederlandse parlement.  Welk recht hoort bij welke taak? 
Wetgevende taak
Controlerende taak
Recht van amendement
Recht van initiatief
Recht van interpellatie
Recht van budget
Recht van enquête

Slide 21 - Question de remorquage

Uit welke twee onderdelen bestaat de regering?
A
Ministers+ staatssecretarissen
B
Minister president+ Koning
C
Ministers+Koning
D
Minister+ambtenaren

Slide 22 - Quiz

Wat betekent het woord constitutionele in het begrip constitutionele monarchie?
A
De koning heeft absolute macht
B
De koning heeft geen macht
C
Een land met een monarchie
D
Macht koning vastgelegd in grondwet

Slide 23 - Quiz

Op Prinsjesdag wordt .............voorgelezen en de ............gepresenteerd
A
rede, miljardennota
B
planning en kosten
C
begroting, plannen
D
troonrede, miljoenennota

Slide 24 - Quiz

Waaruit bestaat de Staten-Generaal?
A
Tweede Kamer+ Eerste Kamer
B
Tweede Kamer
C
Eerste Kamer
D
Koning+Ministers

Slide 25 - Quiz

Het parlement heeft......... leden
A
150
B
75
C
225
D
250

Slide 26 - Quiz

Trias Politica, drie machten:
wetgevende
uitvoerende
rechterlijke
wie?
wie?
wie?
wat ze doen:
wat ze doen:
wat ze doen:
wetten uitvoeren en handhaven
parlement
rechters
zij die de wet overtreden bestraffen
stelt wetten op
Regering / ministers

Slide 27 - Question de remorquage

Het kabinet wordt gecontroleerd door:
A
De regering
B
Ministers
C
Het parlement
D
Europees Parlement

Slide 28 - Quiz

Wat betekent het recht van amendement?
A
De rijksbegroting goed of afkeuren
B
Verzoek aan de minister om iets te doen
C
Een wijzigingsvoorstel op een wetsvoorstel
D
Recht om vragen te stellen

Slide 29 - Quiz

In de gemeente heb je stemrecht om.............. te kiezen
A
Gemeenteraadsleden
B
A en C zijn goed
C
Burgemeester
D
Statenleden

Slide 30 - Quiz

Gemeenteraad
College van B&W
Stemmen over regels voor de gemeente
Bedenken van regels voor de gemeente
Uitvoeren van besluiten voor de gemeente
Controleren van het dagelijks bestuur
Vergelijkbaar met de regering
Vergelijkbaar met het parlement

Slide 31 - Question de remorquage

De functie van wethouder is te vergelijken met de functie van
A
Statenlid
B
Minister
C
Koning
D
Gemeenteraadslid

Slide 32 - Quiz

De volksvertegenwoordigers binnen de provincie heten:
A
Gedeputeerden
B
Ambtenaren
C
Wethouders
D
Statenleden

Slide 33 - Quiz

De bestuurders binnen de provincie heten
A
Statenleden+ wethouders
B
Burgemeester+ wethouders
C
Gedeputeerden+ Commissaris v.d Koning
D
Ministers+ staatssecretarissen

Slide 34 - Quiz

Wat is NIET een taak van de gemeente?
A
Plek zoeken voor nieuwe woonwijken.
B
Identiteitskaart uitgeven
C
Mensen helpen die werkloos zijn.
D
Rijbewijs uitgeven.

Slide 35 - Quiz

Waar heb je
nog vragen over?

Slide 36 - Carte mentale